Bakvischjes lief en leed
Geschreven door Emmy Benard
Met illustraties van Freddie Langeler (1899-1948)
Van Holkema & Warendorf's Uitgeverij - Amsterdam, 1926
Korte inhoud:
De 15-jarige Mies Verhoeve gaat na de HBS op kostschool bij de dames du Bois te Bernheim, als externe. Zo komt Mies in huis op het landhuis "Mon Repos", bij de deftige heer en mevrouw Altenaar, die hun eenigst kind verloren hebben en tot hun groot verdriet geen erfgenaam hebben.
Na een moeilijk begin, door plagerijen van Françoise, heeft Mies het erg naar haar zin. Ze heeft vele vriendinnen en in de 17-jarige gymnasiast Bob Bredevoort, de zoon van de dominee, vindt zij een echte vriend.
Er wordt een toneelvereniging opgericht, waar ook Bob en een aantal van zijn vrienden aan mee doen. Op Sinterklaasavond krijgt Mies een witte angora poes van Bob en op haar verjaardag schenkt hij haar een arm vol met bloemen.
Mies' ouders vertrekken naar Indië en Mies blijft alleen in Holland achter. Bob troost haar. Bij de buren op "Iepenhove", komt een klein weesmeisje in huis. Het is de vijfjarige Lorelei en zij wordt een vriendinnetje van Mies, omdat deze medelijden heeft met het meisje, dat een liefdeloos thuis heeft bij een nare tante en oom.
De toneelvereniging besluit nu een padvinderij op te richten. Ze noemen zich de "Bernheimse Zwervers" en bestaan uit 7 jongens en 7 meisjes. Ze gaan samen kamperen in Wijk aan Zee. Als Bob en Mies samen kampwacht hebben, kust Bob haar voor het eerst.
Mevrouw Altenaar wordt ziek en overlijdt. Mies blijft bij de oude heer Altenaar wonen, die haar in zijn testament tot erfgename van Mon Repos maakt.
Na de vakantie wordt er een nieuw verbond opgericht: "De Boschgeesten", bestaande uit 5 jongens en 5 meisjes, die ook 5 stelletjes vormen. Er wordt hevig geflirt, doch Mies blijft Bob trouw. Ze gaan bij een tante van Mies op de Herengracht in Amsterdam logeren, waar ze veel plezier beleven.
Dan wordt Lorelei ernstig ziek en tot Mies' grote verdriet, sterft zij.
Bob gaat in Leiden studeren en Mies wacht op de terugkeer van haar ouders. Zij nemen hun intrek in het doktershuis te Bernheim. Op Mies' achttiende verjaardag, zal ze haar vlechten afzweren en haar haar op stok steken. Ze is nu bakvisch af en zal zich verloven met Bob. Vier jaar later gaat meneer Altenaar kleiner wonen en trekken Mies en Bob, na hun huwelijk waarbij alle Boschgeesten aanwezig zijn, in Mon Repos. Mies' bakvischtijd is nu voorgoed voorbij!
Fragment uit het boek:
Mies en Bob hadden wacht.
Mies verdiepte zich in "Vadertje Langbeen", Bob in een reisverhaal, nadat ze de vertrekkenden hadden nagewuifd, tot die verdwenen waren achter de duinerij.....
Het was Zondag. De Wijk-aan-Zeesche kerkklok luidde. Een kalme stemming lag er in dien klank. Mies' gedachten dwaalden ver. Ze staarde naar de blauwe lucht tot haar oogen er pijn van deden. 't Boek rolde in 't zand, tusschen haar ellebogen, waarop zij, voorover liggend, leunde.
Bob merkte het, hij liep geruischloos tot vlak achter haar. "Is 't mooi Mies?"
"Ja, - o ja - " en haastig sloeg Mies een Bladzij om - toen ze bemerkte, dat ze het boek onderste boven voor zich had. Ze lachte verlegen en Bob deed wàt vroolijk mee.
"Zullen we wat babbelen, 't is hier anders zoo eentonig?" Bob begreep, dat Mies piekerde.
Mies knikte en stond op. Ze gingen achter de tent zitten, daar was de wind wat minder sterk. Ze spraken over duinen en strand, over 't kampeeren, ja, over onderwerpen, die het dichtst bij de hand lagen. Mies bracht het gesprek op de zee, met het gevolg, dat ze van de reis vertelde, die haar familie had gemaakt. Jeanne had alles uitvoerig geschreven.
"O, ik verlang toch zoo naar ze en ook naar Indië; als ik kon, ging ik er vandaag nog heen." - Ze lachte om haar eigen geestdrift.
Bob pakte eenigszins onhandig haar smal bruin handje.....
En toen gebeurde wat door den invloed van het kampeeren van jongens en meisjes in één omgeving, bijna nooit uitblijft.....
"Mies, zou - je dat heusch zoo prettig vinden - zie-je we zijn wel jong, geloof ik, maar toch wil ik het je zeggen - ik - ik wilde, dat je op mij wachten kon, totdat ik gepromoveerd ben en wij ons dan - "
Verder kwam hij niet, 't blonde kopje rustte tegen zijn schouder; 't kopje van een bakvischje. En tegen alle regelen der wet, kuste hij haar op den mond en het blonde haar, dat schitterde in het zonlicht.
In de verte ruischte de zee. 't Helm fluisterde.....
De laatste tonen der kerkklok stierven weg over de witte huisjes met hun rode daken.
Stil zaten Mies en Bob, dicht bij elkaar. Bob zag haar jongensachtig blij, in de blauwe oogen: Ze sloeg ze neer en drukte zich dichter tegen hem aan.
"Mies, zou-je kunnen wachten?" en heel zachtjes klonk het:
"Ja....."