J. B. Schuil
Jouke Broer Schuil werd op 20 maart 1875 te Franeker geboren.
Zijn vader was musicus. Hij koos voor een loopbaan in het leger en volgde vanaf 1892 de opleiding tot beroepsofficier aan de K.M.A. te Breda. Hij huwde in 1897 met de zangpedagoge Amalia Jacoba Hol en verbleef vanaf die tijd tot 1905 in Indië, waar hij diende bij de garnizoenscompagnie van de Lampongse districten in Zuid-Sumatra en later in West-Borneo. Omdat zijn vrouw niet tegen het klimaat kon, keerde hij terug naar Nederland.
Vanaf 1908 vestigden zij zich in Haarlem. Schuil bleef beroepsmilitair, doch schreef ook toneelstukken.
Zijn eerste boek dateert uit 1910:
Uit den kostschooltijd van Jan van Beek, gepubliceerd door uitgeverij Becht. Hierin verwerkte hij jeugdherinneringen aan zijn eigen kostschooljaren te Velp.
In 1914 kreeg hij eervol ontslag uit het leger, als kapitein bij het 3e Regiment Infanterie, om, tengevolge van de mobilisatie, een half jaar later de wapenrok weer aan te trekken. Na de Eerste Wereldoorlog ging hij in september 1933 met groot verlof en werd toneelrecensent voor het Haarlems Dagblad.
Schuil overleed te Zandvoort op 24 oktober 1960.
Bron: Biografisch Woordenboek van Nederland.
Naast, Uit den Kostschooltijd van Jan van Beek, schreef hij:
De Katjangs, 1912
De AFC-ers, 1915
De Artapappa's, 1920
Rob en de stroper van Tjot-Idi, 1932 (oorspronkelijke titiel "Doodverklaard", 1928)
Hoe de Katjangs op de kostschool van Buikie kwamen, 1930
Deze boeken zijn door de schrijver doorelkaar verweven.
De Katjangs komen op dezelfde school als de AFC-ers. En na een reeks conflicten belanden zij op de kostschool van directeur Jan van Beek.