De Tovertuin van Eekje Hoorn
Door H. van Kruiningen,
(pseudoniem van Henri Adelbert Janssen, (1906-1996))
Illustraties van den schrijver
Uitgave van Pegasus - Amsterdam, 1947
Wordt vervolgd door Eekje Hoorn overwint, 1948
Korte inhoud:
De tuin van Eekje Hoorn bestaat al duizend jaren. Het is geen gewone tuin, het staat er vol met de wonderlijkste bloemen en vruchten, wel zo groot als een tafelblad. De grootvader van Eekje Hoorn bezat in zijn staart een geweldige toverkracht, die hij éénmaal in zijn leven gebruiken mocht en híj was het, die op zijn zestigste verjaardag zijn toverkracht aanwendde om de bloemen, bladeren en vruchten in de tuin, wel 10 maal zo groot te toveren als gewoon. Bij zijn dood deed hij de toverkracht over aan zijn kleinzoon, Eekje Hoorn, die er op zijn beurt slechts éénmaal in zijn leven gebruik van mocht maken.
In de tuin leefden een groot aantal dieren en ook vreemde dieren, die achtergebleven waren, toen het circus, waar zij thuishoorden, door brand werd verwoest. Zo leefden er een mierenbeer, een aap, twee kangeroe's, twee struisvogels en zes woestijn-springmuizen. iedereen kon het goed met elkaar vinden, behalve de vossen en de bunzings, met hun handlanger de gemene, valse fret.
Omdat de winter voor de deur staat, wat koude, armoede, honger en winterslaap voor de dieren zal gaan betekenen, heeft Eekje Hoorn het plan gemaakt om zijn toverkracht aan te wenden en de zon te vragen, om met net zoveel kracht te blijven schijnen als in de zomer, zodat er voortaan geen winters meer zullen zijn en het dus altijd zomer is.
Eekje roept alle dieren bij elkaar, door op zijn hoorn de eekhoornmars te blazen en deelt hun zijn plan mede. Iedereen is blij, behalve de vossen en de bunzings en de fret. Zij maken het plan om Eekje te vangen en vast te houden, zodat hij zijn toverkracht niet zal kunnen gebruiken. Doch dit wordt door een woestijn-springmuisje afgeluisterd, dat snel in Eekje Hoorn's pels kruipt om hem te beschermen. En dus ontsnapt Eekje met de hulp van het springmuisje aan de grijpgrage poten van de spin, die Eekje in zijn web probeert te vangen.
Dan is het grote moment aangebroken, Eekje blaast het zonnelied, terwijl hij over zijn staart strijkt. En dan geeft de zon haar toestemming en zal het altijd zomer zijn en licht en warm!
Er wordt een groot feest gevierd en inderdaad blijft het de volgende maanden zomer, doch Eekje twijfelt of het wel altijd zo kan blijven. Hij heeft een voorgevoel dat er iets zal gaan gebeuren. En inderdaad wordt het opeens donker en koud en daalt er een heldere rode ster vanuit de hemel naar beneden. Zij brengt een boodschap van de zon: De zon heeft last gekregen met de andere kant van de wereld, waar het nu al 10 maanden winter is en dat gaat niet langer. De zon zal gaan verhuizen en het zal in Eekjes Tovertuin nog slechts zeven dagen zomer zijn, dus moeten alle dieren zich toch op de winter gaan voorbereiden.
"En de toekomst dan?" vraagt Eekje verwonderd. "Juist Eekje, die toekomst zullen jullie zelf moeten maken, maar de zon zal jullie de kracht geven, om dat te bereiken," sprak de ster en toen verdween hij en Eekje bleef alleen achter. Hij dacht weer aan zijn grootvader. Had die hem niet eens een verhaal verteld over de mensenwereld, waar ze het ook allemaal zelf moesten doen?
Dat was waar; daar had je ook vossen, bunzings en fretten. "Nou vooruit dan maar, morgen roep ik alle dieren bij elkaar en dan zal ik ze vertellen hoe we het zullen aanpakken,"dacht Eekje en hij nam een hap uit een dikke sappige perzik."
Fragment uit het boek:
Eekje zette de hoorn voor zijn mond en blies dit keer de zonnemars.
Een adembenemende stilte viel in. Eekje's staart werd steeds dikker en groter. De Kangeroes stonden te klappertanden van aandoening. De Mierenbeer durfde bijna niet meer op te kijken van schaamte, van alle kanten kwamen de vogels aangevlogen in zo'n groot aantal dat de zon er door verduisterd werd. En Eekje blies nog steeds zijn zonnelied.
Het was volkomen nieuw voor alle dieren. Het lied was hetzelfde, dat Eekje's grootvader destijds speelde, toen hij de vormen van de vruchten en de bladeren der planten betoverde. Terwijl hij met zijn ene poot de hoorn vasthield, streelde hij met de andere zijn staart.....
De tonen die uit de hoorn rolden, ketsten tegen de wolken terug. Ze hadden er pret in, de wolken. Ze stuurden de tonen weer terug. Maar niet allemaal. Sommigen stuurden de mooiste klanken door naar de zon, die ze aan zijn warme hart drukte....
Hele melodieën dreven met volle zeilen in de richting van de zon, die ze met duizenden gouden armen opving, en ze als tonenkrans tussen de sterren verdeelde.
Het was de eerste keer dat de zon iets van de aarde terugkreeg. Zelfs de bomen en bloemen, die anders niets van het dierenleven om hun heen begrepen, begonnen mee te leven met het wonder dat zich nu voltrok. De sierlijk gevormde bladeren van de door Eekje's grootvader betoverde pere- en appelbomen krulden om van plezier. Een zacht windje liet ze ritselen en het was alsof ze het prachtig gespeelde zonnelied van Eekje nabootsten.
Zelfs de zonnedauw, de kleine vleesetende plantjes, die in de vochtige greppels groeiden, lieten de vliegen en torren die zij zo pas hadden gevangen, weer los.
De toverkracht van Eekje Hoorn was zo groot, dat de schaduwen begonnen te dansen. Het was het teken dat de zon in de wens van Eekje toestemde.
Allen keken vol spanning naar de grote gebeurtenis, niemand durfde iets te zeggen, alleen Eekje Hoorn voelde wat er eigenlijk gebeurde. Zijn wens is in vervulling gegaan. Hij had de zon gevraagd en de zon had toegestemd.
Eekje had het gewonnen, voortaan zou het altijd zomer zijn, licht en warm.
Eekje Hoorn overwint
Door H. van Kruiningen,
(pseudoniem van Henri Adelbert Janssen, (1906-1996))
Illustraties van de schrijver
Uitgeverij Pegasus - Amsterdam, 1948
Vervolg op De Tovertuin van Eekje Hoorn, 1947
Korte inhoud:
Eekje Hoorn belooft zijn vrienden een nieuw plan te maken, om de honger in de volgende winter te overwinnen. Eekje bezoekt de beverfamilie, die hij nodig heeft voor zijn plan. Zijn plan is dat de bevers bomen om gaan knagen om zo een reusachtig huis te kunnen bouwen met vijvers voor de kikkers en watervogels. De warmte, die onder de aarde zit, zullen ze naar boven halen en zo zullen ze zich tegen honger en kou kunnen beschermen.
Nu is het april en plotseling zien de dieren vreemde beesten in het bos. Een lijkt op een otter met een ganzenkop en de ander op een vliegende eekhoorn. Het blijkt dat de otter een vogelbekdier is, die samen met de vliegende eekhoorn en een vliegende hond uit Australië komen. Ze waren daar door mensen gevangen genomen en zouden per vliegtuig naar een dierentuin worden gebracht. Het vliegtuig stortte echter onderweg neer en zo konden de dieren ontsnappen. De vliegende hond, of kalong zoals zij hem noemen, is daarna verdwenen. Hij werd gevangen genomen door de vossen en zit nu in hun hol. De spin is hier achtergekomen door een gesprek tussen de vossen en de fret af te luisteren. Nu komt de mierenbeer in actie om de kalong te redden. Hij gaat naar de vossen, slingert zijn slurf om hen heen en werpt ze een voor een de lucht in. Wat is hij sterk! Dan stapt hij op de boom af, waar de vliegende hond verborgen zit, steekt zijn harige snuit in een meters diep gat en slingert de gevangen kalong de lucht in, de vrijheid tegemoet.
De bevers besluiten het plan van Eekje Hoorn, het bouwen van een grote gemeenschappelijke woning, te gaan uitvoeren. Met 80 bevers vellen ze meer dan 3000 bomen en slaan de stammen in de grond. Maar hoe nu verder? Als ze er een dak op maken, is er geen licht en hoe komen ze aan warmte? De kalong stelt voor de warmte uit de grond te halen, net zoals ze in Australië doen. De mollen zullen de bevers daarbij helpen. Ze graven een groot gat, doch stuiten plotseling op een groot hard voorwerp. Het is een stuk mica, een soort steen waar je doorheen kunt kijken. Ze halen het naar boven, verdelen het in wel honderd doorzichtige platen en maken er een dak van, zo zal het binnen licht blijven.
Als ze doorgraven, komen ze een zoutlaag, grint en steenkool tegen. Plotseling wordt het echter zó warm, dat ze moeten vluchten. De warmte stijgt naar de oppervlakte en verspreidt zich in het huis. Zo was de centrale verwarming een feit geworden.
De vossen en bunzings willen het huis vernielen en kopen daartoe enkele bevers om. Zij moeten een dam doorknagen en zo het huis onderwater laten lopen. De spin luistert dit plan echter af. Hij zal Eekje helpen en spint een kleverige, sterke draad en wint deze als een kabeltouw, na een kort gevecht, om de gravende bevers heen. Zo redt de spin de hele dierenwereld uit Eekjes Tovertuin en wordt er de volgende dag, in het winterverblijf, een groot winterfeest gevierd.
Fragment uit het boek:
"Ik zie het al", piepte een springmuis, "het is mica".
Intussen waren er een heleboel dieren om heen komen staan, ook de uil, en de uil was een zeer geleerde vogel. Hij nam een dun plakje in een van zijn poten en keek er doorheen.
"Ja, het is mica", zei hij met zijn deftige stem.
"Maar wat is dat dan, mica?" vroeg Eekje.
"Het is een soort steen, die uit hele dunne, doorzichtige laagjes bestaat. Maar het leuke is, dat je die glasachtige schilfers steeds weer kunt splitsen".
"Kijk eens hoe goed je er doorheen kunt kijken", lachte Eekje.
Het duurde niet lang of alle dieren liepen met een micaplaatje rond en de een vond het nog mooier dan de ander.
"Weet je wat we doen", riep Eekje verheugd, "we moeten het hele stuk dat de bevers gevonden hebben in z'n geheel naar boven zien te halen, dan heb ik een reuze idee!"
De dieren hadden veel vertrouwen in Eekje. Daarom werd er met man en macht gewerkt om dat enorme stuk mica uit de diepe kuil naar boven te hijsen.
Na vier dagen en vier nachten waren tachtig bevers en tientallen andere dieren er met de uiterste krachtinspanning in geslaagd om de geweldige micakristal naar boven te werken. En toen dat hoekige ding dan eindelijk naast de kuil lag, sprong Eekje er boven op en riep: "Hoera, Hoera!!! Waar is mijn hoorn?"
"Hier Eekje, en blaas je mooiste lied", lachte de kangeroe. Wel dat deed Eekje dan ook.
De kalong sprong boven op de rug van de kangeroe en allen tezamen maakten ze nu op de muziek van Eekjes hoorn een dans om het micrakristal. Toen de dans was afgelopen, vroeg die snuggere mierenbeer, waarom ze nu eigenlijk zo'n pret hadden. Wat alle dieren, zonder er over te spreken, hadden begrepen, moest de mierenbeer natuurlijk weer haarfijn uitgelegd worden.
"We gaan dit prachtige stuk mica, het mooiste en grootste, dat er misschien op deze aarde te vinden is, in honderden doorzichtige platen verdelen en van die platen maken we ons dak!! We moeten het zelf doen, heeft de zon ons gezegd, we moeten hard werken, heeft hij erbij verteld en de zon zou ons de kracht geven om de honger en de kou te overwinnen. Leve de Zon!!" riep Eekje.
"Weg met de Maan!" bromde de mierenbeer.
Een daverend gelach barstte er los. De dieren maakten nog wat pret en gingen toen het stuk mica in meer dan duizend grote glasheldere platen splijten. En terwijl een deel der bevers verder ging om de warmte uit de aarde op te diepen, bouwden de rest dezer dieren, geholpen door de anderen, het micadak. Dat viel niet mee, want de woning werd meer dan vijfhonderd meter lang en minstens driehonderd meter breed.