G. B. van Goor & Zonen's Uitgeversmaatschappij N.V. 's-Gravenhage – Batavia, 1948
Fragment uit het boek:
Hansje ligt zo stil te dromen
Als Sinterklaas nu eens zou komen.
Dan zou hij hem kunnen zien.
Piet en 't paardje ook, misschien.
Opeens hoort hij de pannen kraken.
Rijdt de Sint nu op de daken?
Wip, is hij zijn bedje uit.
Drukt zijn neusje aan de ruit.
En wat ziet ons Hanje daar?
Ja kinderen, het is werk'lijk waar.
Daar rijdt boven op het dak
Sinterklaas op zijn gemak.
Op een puntdak blijft hij staan
Hansje ziet het bevend aan
Maar Sinterklaas, die valt niet hoor
Daar zorgt schimmeltje wel voor!
Met zijn zak loopt Piet vooraan.
Blijft bij elke schoorsteen staan.
En dan vallen keer op keer
Prachtige cadeautjes neer.
Hans kan zijn ogen niet geloven.....
En het maantje lacht daar boven
Vriendelijk naar Piet en Sint
Omdat hij het zo grappig vindt.
Hanje ziet dit alles fijn
Door een reet van het gordijn.
Nu nog ene schoorsteen maar
En dan is het rijtje klaar.
Hansje denkt: "Wat nu gedaan?
Ze kunnen daar niet verder gaan?
O, wat moeten ze beginnen?"
Niets weet Hansje te verzinnen.
Maar de Sint, die weet het wel.
Pieterbaasje springt heel snel
Ook op Schimmeltje zijn rug
En zo draven ze terug.
Het paardje met zijn vlugge poten
Springt vrolijk over alle goten,
Rent dan, zwaaiend met zijn staart,
Over 't schooldak met een vaart.
Want het werk is hier gedaan
Nu moeten ze weer verder gaan.
"Och", zucht Hans, "nu zijn ze weg,
Dat is vrees'lijk jammer, zeg."
Nu kruipt Hans zijn bed weer in.
Trekt de dekens tot zijn kin.
Slaapt tot aan de andere dag
En wat denk je dat hij zag?
Een letter H zat in zijn schoen
Een teddybeertje vond hij toen
En dan een doos met speculaas
Alles van Sint Nicolaas.
"
O, wat was ons Hnasje blij!
"Is dat allemaal voor mij?
Dank je wel, hoor, Sinterklaas.
Dank je, zwarte Pieterbaas.