De Wereldreis van Janus Bonk
Geschreven door Joh. Ram
Omslag en illustraties van Robert Archibald Graafland, (1875-1940)
Jeugd-Uitgave N.V. Drukkerij De Spaarnestad - Haarlem, 1934
Met goedkeuring van de Keurraad voor Roomse Jeugdlectuur
Korte inhoud:
De dikke boerenzoon Janus Bonk uit Lummelestein wordt opgepikt vanaf zijn boerenerf door een enorm luchtvaartuig, de Luchtkoning, waarin zijn oom en tante en twee neven Sjef en Karel en zijn nichtjes Bep en Jet.
Ze vliegen hoog boven Amsterdam en jagen de mensen schrik aan door een sirene over de stad te laten gieren en Janus gooit broodkorsten uit het raam, waar de mensen om vechten. Het gevolg is echter dat de politie de inbeslagname van de Luchtkoning eist en ze de achtervolging inzetten. Doch tevergeefs, de Luchtkoning kan veel hoger stijgen dan de inmiddels vele vliegtuigen, die de achtervolging hebben ingezet.
Nu gaat de wereldreis beginnen! Achtereenvolgens gaan ze naar de Noordpool, waar ze een angstig avontuur met ijsberen beleven, Canada, Victoria islands, en Californië. Als ze daar bij boortorens landen, vindt er een plotselinge uitbraak van de oliebron plaats, doordat vader zijn sigaar weggooit. Ze moeten rennen voor hun leven en nemen de inspecteur van de oliemaatschappij, als hun gevangene, mee, omdat deze dreigde ze aan de politie over te leveren. Later zetten ze hem af boven op de stadhuiskoepel van San Francisco.
Inmiddels zijn de politiemachten uit de gehele wereld op zoek naar de Luchtkoning, ze worden achtervolgd door honderden vliegmachines, die ze telkens te slim af zijn. Op het strand van Los Angeles spelen ze schuilhokje, maar moeten dan zonder Janus vertrekken, als ze herkend worden. Er volgt nu een zoektocht naar Janus, die ze uiteindelijk vinden als er een indiaan, Zwarte Grootoog, op een paard met Janus achterop als zijn gevangene, komt aanrijden. Na wat spannende avonturen lukt het ze om met behulp van de Luchtkoning Janus te bevrijden.
Nu gaan ze op weg naar Guatamala, op zoek naar de vele kostbaarheden van keizer Montezoema. Als ze landen vragen ze de weg aan een indiaan naar de tempel, waarin zich de schatten bevinden. Doch plotseling komt van alle kanten de Amerikaanse luchtvloot op de Luchtkoning af, ze zijn gevonden en moeten opnieuw vluchten!
Via de radio horen ze dat de president der Verenigde staten alle verloven van de militaire vliegers heeft ingetrokken om het vreemde luchtschip te onderscheppen.
Ze landen nu op een klein eilandje in de Stille Oceaan, waar ze 's morgens verrast worden doordat er grote vuren branden, waar mensen omheen dansen. Ze worden belaagd door speren en en messen en ontsnappen ternauwernood.
Omdat het zondag is gaan ze op zoek naar een katholieke kerk, die ze niet ver van Honoloeloe op een klein eilandje vinden. Ze zijn juist op tijd voor de hoogmis. Pater Cyprianus brengt ze naar het volk der Kanakken, die de dikke Janus in een draagstoel ronddragen. Omdat ze over de radio weer horen dat ze ontdekt zijn, moeten ze weer vluchten. Nu op weg naar Paraquay, waar een schoolvriend van vader, Ronde Tinus, woont, die een grote sinaasappelplantage heeft. Daar brengen ze enkele dagen door, totdat vader bericht krijgt om naar huis terug te keren.
Onderweg vertelt vader dat hij en Ronde Tinus vroeger op school een uitvinding hadden gedaan, die ene meneer Dinges voor hun gerealiseerd heeft. Dat was de Luchtkoning! Hij bouwde het luchtschip bij een kleine, verlaten villa ergens op de Veluwe. Meneer Dinges is een vredelievend mens en houdt niet van ruziemaken. Met vader had hij destijds afgesproken om, als de uitvinding voor oorlogsdoeleinden gebruikt zou worden, ze het zullen vernietigen.
Vader had nu een dringende oproep van meneer Dinges ontvangen om naar huis terug te keren.
Boven Nederland wordt eerst Janus Bonk thuis in Lummelestein afgezet, alvorens ze door vliegen naar de Veluwe, waar ze opgewacht worden door meneer Dinges. Vader en hij hebben een kort gesprek waarna vader beveelt alles uit de Luchtkoning te verwijderen en per auto naar Amsterdam terug te keren. De Luchtkoning zal vernietigd worden, omdat het een reusachtig wapen is in tijden van oorlog. Als ze wegrijden horen ze een geweldige knal en zien een grote rode vlam.
"M'n mooiste uitvinding in de lucht gevlogen", zucht vader. "Maar 't ís goed zo jongens. 't Is goed zo!"
Fragment uit het boek:
Toen bleek dat het vreemde luchtschip geen wrede vernieling in de zin had. 't Hing nu stil in de lucht, haast tegen de koepelspits aan. De schijnwerpers en de zoeklichten zetten 't geheel in helder licht. En zo konden de duizenden in de straten heel duidelijk zien, wat er gebeurde.
De deur van de Luchtkoning ging open. Een plotselinge stilte viel over de stad.
Ook in 't vliegtuig heerste een ogenblik van gespannen stilte. Door de geopende deur stroomde de avondlucht binnen. De olie-inspecteur sidderde.
"Hier uitstappen!" riep vader opeens. "Hup! Daar ga je!"
Eén knip.... de veren ontspanden zich.... nog een tik.... de stoel schoof een weinig vooruit.... de man die er in zat, ontving een lichte duw en.... hup.... daar schoot hij van z'n stoel, tegen de spits van de stadhuiskoepel aan.
Een langgerekt: "Aaach!" klonk van beneden, toen daar plots aan de koepelspits een man vastzat.
"Adieu, inspecteur van de grootste petroleummaatschappij van Amerika!" riep vader nog. Toen sloot hij de deur, nog net bijtijds om een dwaze streek van Janus te voorkomen.
Want Janus had, in een groot verlangen naar Lummelestein, plotseling het besluit genomen, hier ook uit te stappen.
"Maar Janus," lachte vader. "Wat wou je nu beginnen? Aan deze halte is maar voor één man plaats. Ga gauw voor het raam zitten en kijk toe, wat er verder gebeuren gaat."
Luide aanmoedigingskreten klonken uit de monden der duizenden toeschouwers. De politie had alle moeite, de aandringende menigte tegen te houden. De man op de torenspits stond doodsangsten uit. Alleen de Luchtkoning zweefde kalm en langzaam om de koepel heen en liet z'n passagiers rustig genieten van dit opwindende schouwspel.
Eindelijk bereikte de spanning haar hoogtepunt. Men was de olie-inspecteur genaderd. Een ogenblik nog.... en de man stond op de bovenste tree van de hoge ladder. Een storm van toejuichingen brak los, toen hij langzaam daalde... Bijna had hij de begane grond bereikt, toen plots de algemene aandacht door iets anders getrokken werd. Alle hoofden draaiden en keerden en zochten de hemel langs. En plots.... een rumoer, een gejuich en gejoel, sterker dan ooit tevoren; de spanning van daareven was niets bij de opwinding, die zich thans van de mensenmassa meester maakte. Handen gingen omhoog en wezen naar alle kanten van het luchtruim. Men wierp hoeden en petten in de lucht, zwaaide met zakdoeken, danste elkaar van louter plezier op de tenen. Maar niemand vloekte of mopperde; niemand werd kwaad; slechts één heerlijke wetenschap vervulde die duizenden, n.l. dat aan alle kanten tientallen Amerikaanse vliegmachines naderden.
Terwijl men toch druk bezig was, het plein vrij te maken en de man op de koepel te redden, hadden telegraaf en radio naar alle vliegstations in de omgeving en naar alle zich in de lucht bevindende machines dringende S.O.S.-berichten gezonden.
"Komt naar San Francisco! Vreemd luchtmonster zweeft boven de stad en veroorzaakt de grootste opwinding. Sluit het vliegtuig in en dwingt het te landen! Helpt spoedig!"
Dat bericht had z'n doel niet gemist. Meer dan twintig vliegmachines naderden in snelle vaart de stad en brachten een grote opwinding teweeg. Ha! Nu zouden ze dat vreemde luchtmonster wel eens mores leren.
Ook in de Luchtkoning had men spoedig de nadering van de dreigende aanvallers bemerkt.
"Daar komen ze al aan!" lachte vader. "Ik had ze wel verwacht. Aan alle kanten worden we ingesloten. Nu zijn we verloren."
Aan de toon, waarop vader deze woorden uitriep, begrepen ze allemaal, dat er niets te vrezen was.
Alleen Janus was niet zo goed van begrip. "We zijn verloren!" begon hij plots te jammeren. Hij sprong van z'n stoel midden in de kamer, om maar niets van dat naderend onheil te zien.
"Nou za'k nooit meer in Lummelestein terugkomen. Ik zal m'n vader niet meer zien, en m'n moeder niet.... en de varkens en de kippen ook niet.... O! O!.... da's beulen, da's beulen!"
De Vuurduivel
Geschreven door Joh. Ram
Omslag en illustraties van Barend ten Hove, (1909-1969)
Jeugd-Uitgave N.V. Drukkerij De Spaarnestad - Haarlem
Eerste druk 1936
Met goedkeuring van de Keurraad voor Roomse Jeugdlectuur
Vervolg op
De Wereldreis van Janus Bonk, 1934
Korte inhoud:
Over het Damrak in Amsterdam rijdt een vuurrood vreemdsoortig voertuig, een soort touringcar. De politie te paard probeert tevergeefs het te laten stoppen, doch uit het merkwaardige voertuig komen twee metalen armen, die de politieagenten opzij duwen. Een wilde achtervolging volgt, doch de rode Vuurduivel is niet te stoppen.
Binnenin het voertuig bevindt zich Janus Bonk, een dikke boerenzoon uit Lummelestein, zijn oom en tante Brugsma, zijn twee neven Karel en Sjef en zijn nichtjes Bep en Jo. De Russische professor Nitchikof is de bestuurder. Meneer Brugsma is samen met de Russische professor de uitvinder van de Vuurduivel. Zij alleen kunnen het voertuig besturen. Janus Bonk is hun ingewijde en van de werking van de Vuurduivel op de hoogte.
De professor is op een geheime missie en wordt vanuit Rusland gevolgd door een groep mensen, die maar wat graag zijn plannen in handen zouden willen hebben. Om de Russen op een dwaalspoor te brengen, rijdt de Vuurduivel via 's Hertogenbosch naar Parijs, alwaar de professor een geheimzinnig bezoek brengt aan zijn vriend, de beroemde uitvinder Marconi. Ondertussen blijft de internationale politie de Vuurduivel achtervolgen en via de Alpen en Italië, duikt de Vuurduivel bij Rimini de zee in. Over de bodem der zee glijden ze nu naar Afrika. Daar aangekomen, ontmoeten ze professor Nitchikof weer, die hun met zijn kleine vliegtuigje achterna is gereisd. Hij vertelt hun nu het doel van zijn reis: In Rusland is een geheime Russische vereniging, die niets dan slechts voor de wereld wil en daarom op zoek is naar Het dal der diamanten, om hun plannen te bekostigen. Professor Nitchikof wil dit voorkomen, door het dal te vernietigen. De Russen zitten hem echter op de hielen, ze moeten haast maken.
Na moeilijkheden met Pygmeeën en Bosjesmannen, waarbij ze ternauwernood aan een brand ontkomen, vinden de mensen uit de Vuurduivel inderdaad Het dal der diamanten. Ieder mag nu voor thuis een diamant meenemen, voordat het dal vernietigd zal worden. Net op tijd gelukt hun dat, het dal vol diamanten wordt opgeblazen. Achtervolgd door de Russen, waarbij ze nog spannende avonturen meemaken, belanden ze uiteindelijk in Kaapstad, waar Janus Bonk en de familie Brugsma het vliegtuig naar huis, naar Lummelestein, nemen en professor Nitchikof met de Vuurduivel in zee verdwijnt. Hun missie is geslaagd!
Fragment uit het boek:
Even was er 'n stilte. Toen sprak meneer Brugsma:
"De Russen naderen!"
Weer volgde 'n stilte. Dat bericht had de professor niet verwacht.
"De Russen?" herhaalde hij. "De Russen? zijn ze ons op 't spoor? Weten ze waar we ons bevinden?"
"Dat kan ik je nog niet zeggen!" vertelde Janus' oom nu. "Ik heb de uitzendingen beluisterd. Er was maar één Europees station te horen. Een Russisch natuurlijk. Er werd op bizonder korte golf uitgezonden. Ik geloof vast en zeker, dat 't geschiedde vanuit 'n vliegmachine. Zij roepen onophoudelijk om professor Nitchikof! Er is geen twijfel mogelijk; ieder kwartier datzelfde bericht in de Nederlandse taal. Luister zelf maar..... 't Is weer zover.....
Inderdaad klonk op 't zelfde ogenblik zacht, maar duidelijk verstaanbaar, een vreemde stem uit de luidspreker:
"Professor Nitchikof! Wij volgen u! Wij naderen u snel! Wij wensen met u te onderhandelen; hebben uitgebreide volmachten! Wij zullen u veel aanbieden, maar kunnen u ook dwingen. Dat zullen we zeker doen, indien u weigert. Uw leven zullen wij niet sparen! Bedenk dat goed, professor Nitchikof. Wij eisen de ontbrekende schakel. Want ons behoort 't dal der diamanten! Professor Nitchikof! Geef antwoord!"
De angstaanjagende stem zweeg.
Meneer Brugsma verbrak de stilte, die volgde.
"Dat heb ik nu al vier maal gehoord. Onwillekeurig kom je ervan onder de indruk...."
"Dat is ook de bedoeling van de Russen!" sprak de professor kalm. "Als je die mensen kende, zoals ik, zou je begrijpen, dat 't niets anders zijn dan dreigementen. Als ze zeker van hun zaak waren, zouden ze niets van zich laten horen, zoals ze alles even geheim gedaan hebben.... Maar ze voelen dat ze te laat komen, ondanks alles. Ze weten, dat ze gaan verliezen. Daarom beginnen ze zo! Niet de moed laten zinken, Karel, nu we ons doel zo nabij zijn."
"Natuurlijk niet!" lachte meneer Brugsma, "we zullen de nodige voorbereidingen treffen.
"En ik ga naar de cabine!" besloot de professor. Doch voor hij echter door de opening naar z'n werkkamer verdween, richtte hij zich nog even naar Janus, die alles in de grootste verbazing had aangehoord.
"Jij bent 'n pracht-hulp, Janus! Ik heb me inderdaad niet in je vergist. Ik heb meer aan je te danken dan je zelf vermoedt. Ik hoop je daarvoor later nog eens te belonen, Janus! Nu m'n hartelijke dank voor je hulp op onze laatste tocht!"
Meteen stak de professor den jongen de hand toe. Janus drukte die verlegen. Op zoveel lof wist ie niet te antwoorden.