Leesboek voor de Volksschool
III. SNEEUWVLOKKEN
Door L. Leopold
Opnieuw uitgegeven door J. B. Ubink
Geïllustreerd door J. B. Midderigh - Bokhorst
Derde Leerjaar
Bij J. B. Wolters' U. M. - Groningen, Den Haag, 1920
Deze serie bestaat uit:
Eerste deeltje,
|
Meiregen
|
Tweede Leerjaar
|
Tweede deeltje,
|
Dauwdroppels
|
" "
|
  |   |   |
Derde deeltje,
|
Sneeuwvlokken
|
Derde Leerjaar
|
Vierde deeltje,
|
Mosroosjes
|
" "
|
  |   |   |
Vijfde deeltje,
|
Wildzang
|
Vierde Leerjaar
|
Zesde deeltje,
|
Klimop
|
" "
|
  |   |   |
Zevende deeltje,
|
Stofgoud
|
Vijde Leerjaar
|
Achtste deeltje,
|
Bonte steenen
|
" "
|
  |   |   |
Negende deeltje,
|
Herfstloover
|
Zesde Leerjaar
|
Tiende deeltje,
|
Klaprozen
|
" "
|
Uit het Voorbericht:
Men zal opmerken, dat ik het karakter van het
historisch-literaire angstvallig door alle deeltjes heb trachten te behouden. De leesboekjes van LEOPOLD hebben altijd een krachtig beroep gedaan op de intelligentie van de leerlingen en de beroepsliefde van den onderwijzer. Ik heb geen poging gedaan om de boekjes in dit opzicht te vervlakken. Er worden in den laatsten tijd in die richting reeds te veel concessie's gedaan. Liefhebbers van pittige leesstof, die den leerling binnen het bescheiden programma der Lagere school leidt naar de literatuur der volwassenen zullen niet te vergeefs naar hun oude LEOPOLD teruggrijpen.
UBINK
25. De sneeuw.
Eens kwam er een schip uit verre, verre landen over de groote zee, juist toen de eerste sneeuw viel. Een man stapte aan wal, en vroolijk riep hij:
"Welkom, welkom, koele, frissche sneeuwvlokken! Lang is het geleden, dat ik je zag en voelde. Wat is het warm in het vreemde land daar ginder in het zuiden! Brandend heet schijnt er de zon. De boomen en bloemen hebben nooit rust. Altijd moeten ze groeien en bloeien. En de menschen, die er wonen, worden vaak ziek en lusteloos. O, wat zouden ze daar soms niet geven voor een handjevol ijskoude sneeuw! Ook ik was ziek en afgemat; maar nu wordt alles weer goed!
Hij stapte wakker door de sneeuw en had geen rust, vóór hij bij het huisje was, waarin zijn moeder woonde. De sneeuwvlokken lagen overal zoo blank en rein op zijn pad, alsof het een feestdag was. Vóór het ouderlijke huis hadden zijn jongere broer en zus een sneeuwman opgericht, en nu maakten ze samen glijbaantjes op de sneeuw. De man zag het, en als welkomstgroet gooide hij ze allebei met een sneeuwbal:
"Dag, lieve broer! dag, kleine zus! Met de sneeuw ging ik heen, met de sneeuw kom ik terug!"