Het Boek van Lies
Leesboekjes voor de scholen in Nederlandsch Oost-Indië
Door H. Schoo
Met illustraties van Tjeerd Bottema, (1884-1978)
Uitgave van P. Noordhoff - Groningen, 1919
Fragmenten uit het tweede deel:
28. Werk voor den bon.
Pap-pie ziet het blad, dat van den palm viel.
Het ligt half op het gras, half op een perk.
Hij roept den tuin-man:
"Soe-dal,..... Soe-dal!"
De bon komt vlug aan.
"Haal dat blad weg, Soe-dal, en kap het stuk.
Geef het dan aan de kok-kie.
Zet ook een stok bij die plant daar.
Zij ligt om-ver.
Bind ze maar goed vast aan den stok.
En graaf ook een goot.
Bij het huis staat een plas.
Die moet gauw weg."
29. Het rij-tuig
De bon loopt op het blad toe.
Hij tilt het van het perk.
Dan legt hij het op het gras.
Hij pakt het bij den top
en sleept het dan voort.
"Toen-goe, bon!" roept pap-pie.
Hij weet iets leuks.
Pap neemt mij op
en zet mij op de schee van het blad.
"Blijf flink staan Lies.
"Wees niet bang, want ik houd je goed vast."
"Mad-joe, bon!" zegt Pap-pie.
De bon trekt mij voort op het blad
Hij is mijn paard.
Het blad is mijn rij-tuig.
Dit spel vind ik leuk, heel leuk.
Maar het duurt niet zoo heel lang.