Het Mysterie van de Larixlaan

Geschreven door J. D. Degreef
Johann Damiaan Degreef, (1894-1966)
Met illustraties (niet vermeld door wie)
Uitgeverij "Helmond" - Helmond 1956
Jeugd-pocket Detectiveserie

Hooofdpersonen zijn Rob Donders, zoon van een politie-inspecteur, en zijn vriend en buurjongen Jos Steenbrink.

Andere spannende avonturen van Rob Donders in:
Kidnapping in de Ardennen 1957
Het geheim van Civa Tuto

Korte inhoud:
Rob Donders ziet 's nachts in een visioen, hoe er een aanslag op zijn buurman Bakels wordt gepleegd. Hij wordt neergeslagen en er wordt ook een grote som geld gestolen. Hij ziet door de donkere laan de daders lopen, een man met een pet en een man met een afhangende schouder.
Later komt hij deze laatste man tegen bij een oude molen, hij vertelt het zijn vader, die de man arresteert, doch hij blijkt een sluitend alibi te hebben. Op het tijdstip van de aanslag, werd hij gearresteerd in een illegaal speelhol. De oude heer Bakels weet zich namelijk precies het tijdstip van de aanslag te herinneren, omdat hij toevallig net op de klok keek.
Rob blijft geloven dat de man de dader is. Hij blijft in de buurt van de molen rond kijken, en zo wordt hij op een dag ontvoerd. Wanneer Jos hem in de molen gaat zoeken, vindt hij daar de buit van de aanslag. Hij brengt het naar Robs vader. De dader wordt ingerekend als hij de buit komt ophalen in de molen. Intussen is Rob vrijgelaten in Duitsland en wordt door zijn vader opgehaald. Weer thuis komt Rob erachter dat het alibi van de man met de afhangende schouder niet klopt. Het tijdstip van de aanslag moet veel eerder geweest zijn, omdat de oude heer Bakels de klok in de spiegel gezien heeft. Het was dus niet tien òver twaalf, maar tien vóór twaalf dat de aanslag plaatsvond. Zo wordt het mysterie opgelost en de boeven ingerekend. Jos krijgt een beloning voor het vinden van de buit. Hij koopt er een invalidewagen voor zijn moeder voor. Tot slot maken Rob en Jos plannen om samen met Rob's ouders en Jos' moeder op vakantie naar de Ardennen te gaan.

Fragment uit het boek:
Toen hij de kamer binnen ging viel zijn blik op de klok. Hij stond stil op drie minuten over vier. De gewonde ademde nu veel rustiger. Er zat een grote buil op zijn hoofd, aan zijn spaarzame haren kleefde wat bloed.
Met een huilende sirene kwam een politie-auto de Larixlaan inrijden. Een ambulance-auto volgde. Ze stopten voor de woning van Bakels. Rob stond voor het venster. Hij zag zijn vader uitstappen en een paar heren, die hij kende van het hoofdbureau.
"Dag vader, dag heren," begroette hij het kleine gezelschap op de gang.
"Morgen, Rob," kreeg hij met een ernstig hoofdknikje terug. Alles ging naar binnen. De politiedokter had alleen oog voor het slachtoffer en knielde.


"Werd hij zo gevonden, Rob, met dat kussen onder zijn hoofd?" vroeg meneer Donders.
"Neen, vader, het kussen heb ik eronder gelegd."
"Zat er bloed aan?"
"Toen ik het van het bed nam nog niet."
Geïnteresseerd wachtten allen op de uitslag van het medisch onderzoek. De dokter bekeek de buil. Toen stond hij op.
"Een zware hersenschudding, veroorzaakt door het toedienen van een slag met een stok, of gummiknuppel op het hoofd," constateerde hij. "Weinig bloedverlies, de hoofdwonde heeft niets te betekenen. Ik neem hem mee naar het ziekenhuis, meneer Donders.
"Is er levensgevaar?" informeerde Rob's vader.
"Niet ogenblikkelijk. Maar ik kan niet voorspellen hoe de toestand zich zal ontwikkelen. De man is oud, zijn weerstand zwak. Die slag kon hem wel eens noodlottig worden.."