Het verloren Schaap
Een boek met versjes, die geschreven zijn voor Annebetje, maar ook voor Joost Alexander, en eigenlijk voor alle kinderen van Nederland.
Door Han G. Hoekstra
Met plaatjes van Fiep Westendorp, (1916 - 2004)
Uitgever J. M. Meulenhoff - Amsterdam - Rokin 44 - 1947
Voor verdere informatie over Fiep Westendorp en haar talrijke werk, verwijzen wij u naar : www.fiepwestendorp.nl
Fragment uit het voorwoord: Aan de vaders en de moeders:
De kinderen, die al leerden lezen, kunnen deze liedjes zelf lezen. Er is echter geen bezwaar ze aan de kleineren voor te lezen. Maar één ding. Ze willen graag góed worden voorgelezen. Al staan ze er af en toe eigenwijs bij, met soms één of twee woorden op een regel, soms een heleboel. Als u begrijpt waarom dat gebeurd is, dan begrijpen wij elkaar een beetje.
Nog iets. Er staat hier en daar een "vreemd" woord. Waarom niet?
Waarom zou een kind niet mogen weten wat Sèvres betekent, of wat Trakhener hengsten zijn, of wat een spinet is?
Ik zou nog tal van gebruiksaanwijzingen meer kunnen geven, maar dan zou deze inleiding zo lang worden. En ik houd net zo min van lange inleidingen als van aardbeien met spek.
Uit: Hoe het begon bij den kruidenier:
Op een dag stond ik bij Evers, den kruidenier op de Prinsengracht, om wat voor de boterham te halen. Annebetje, die juist uit school kwam, was mee naar binnen gelopen. Ik kocht een ons rookvlees en wilde ook een stukje Edammer kaas hebben, maar er was alleen maar komijnekaas, en toen nam ik die maar, omdat ze er ook wel lekker uitzag. Buiten vroeg Annebetje me of ik wel gehoord had, wat Evers had gezegd. Hij zei, zei ze:
"Meneer, u treft het niet helaas, ik heb alleen maar komijnekaas."
"Juist!" zei ik.
"Dat rijmt hè?" zei Annebetje, "waarom zou Evers rijmen, zou hij dat expres doen?"
"Dat weet ik niet," antwoordde ik, misschien heeft hij niet eens gemerkt, dat hij rijmde."
"Maar zelf doe je 't wèl expres. Voor wie doe je het nou eigenlijk?"
"Voor mezelf, en voor nog een paar andere mensen, die het lezen willen," zei ik een beetje verlegen, want ik vond het een moeilijke vraag.
"Waarom doe je het nooit voor ons?" vroeg ze en met dat ons bedoelde ze zichzelf en Joost Alexander, die pas vier jaar was geworden, in Januari toen er sneeuw lag.
"Daar heb ik eigenlijk nooit aan gedacht, maar ik zal het wel eens doen," zei ik. En toen zat ik er natuurlijk aan vast.
WIJ IN DE ZON
Ik ging een keer uit wandelen
met Annebet en Joost.
Zo met z'n drietjes dus? ... wel nee!
Er liepen er nog drie met ons mee,
die liepen net als wij,
te wandelen op een rij:
de schaduw van Annebet,
de schaduw van Joost en
de schaduw van mij;
soms waren we lang en dan - o schrik -
en dan weer alle drie kort en dik,
en soms zei Joost: "O nee maar, zeg,"
Want dan waren we alle drie ... ffft ... ! weg.
Maar Annebet, die het weten kon,
zei: "We lopen niet meer in de zon!"
AAN TAFEL
Joost Alexander, zal je heus behoorlijk eten?
Anders kan je nooit te gast zijn bij de Dwergenvorst!
Wat zou die zeggen, als ik vroeg of hij Joost kent?
"Dat 's dat slordig jongetje, dat altijd drinken morst!"
Joost Alexander, zal je heus behoorlijk eten?
Anders kan je nooit te gast zijn bij Baron de Geer!
Wat zou die zeggen, als ik vroeg of hij Joost kent?
"Dat 's dat moeilijk jongetje, dat zegt: "ik lus-nie meer!"
Joost Alexander, zal je heus behoorlijk eten?
Anders kan je nooit te gast zijn bij de Koningin!
Wat zou die zeggen, als ik vroeg of zij Joost kent?
"Dat 's dat knoeiend jongentje met broodpap aan z'n kin!"
Joost Alexander zal je heus.....
De IJsmuts van Prins Karel
en een paar andere versjes
Door Han G. Hoekstra
Met plaatjes van Wim Bijmoer (1914 - 2000)
Uitgever J.M. Meulenhoff - Rokin 44 - Amsterdam, 1948
Dit boek bevat naast De IJsmuts van Prins Karel de volgende versjes:
Als je groter bent
M'ina van China en Yan van Japan
Het Haantje van de Toren
Het Jongetje, dat van de Maan at
Fragment uit De IJsmuts van Prins Karel:
Het schaap - een lekkerbek -
stond wat te dutten bij 't hek,
het droomde van frambozenvla,
dropjes en nootjeschocola.
Maar plotseling tilde het zijn kop
met een verwonderd rukje op.
Het keek en dacht: wat heb ik nou,
dat is de Koning met zijn Vrouw,
en dat Jongetje met dat Kroontje
is vast en zeker
hun Zoontje.
"Heer Schaap," sprak Zijne Majesteit,
"de prins, die heel mooi schaatsen rijdt,
verlangt een muts voor op het ijs,
't geeft niet in welke prijs -
en ja, dat zou nu prachtig gaan,
maar dan moet U wat wol afstaan."
Het schaap zei: "Sire kijk,
'k ben helemaal niet rijk.
'k heb niet meer wol
al klinkt het mal,
dan wat ik aan heb. Dat is al.
Maar waarom draagt de prins geen bont?
Een bontmuts en een jekker
is op het ijs heel lekker
en bovendien gezond.
M'ina van China en Yan van Japan:
De Keizerin van China,
die had een nichtje M'ina.
En de Koning van Japan,
die had had een neefje Yan.
Ze kwamen in de regen
elkaar een keertje tegen.
M'ina die werd gedragen,
en Yan zat in een wagen.
Ze kwamen gelijk bij een watertje aan
en moesten over een bruggetje gaan.
Maar:
Heel China was boos op héél Japan,
dus was Yan boos op M'ina en M'ina op Yan.
En de beide Majesteiten
konden elkaar wel b ij t e n !
Werd de Keizerin de Koning gewaar,
dan vloog ze 'm haast in z'n zwarte haar.
En als de Koning de Keizerin eens zag,
keek-tie strak voor zich uit en zei nièt gedag.
Nu:
Die twee kwamen dus bij dat bruggetje aan
en wilden elkaar niet vóór laten gaan...
Yan zei: "Prinses, als ik ù zie,
krijg ik ècht trek in ruzie."
En M'ina (met een lief stemmetje):
"Wat draagt ú een smerig hemmetje!"
Op het bruggetje stonden ze naast elkaar.
Ach, dat was voor het bruggetje veel te zwaar.
Geen twee minuten later
lagen ze allebei in 't water.
Met een puthaak redde de bruggeman
M'ientje van China en Yantje Japan.