De Stem van het hart
Geschreven door J. Bleeker
Geïllustreerd door H. Giesen
Boek uit
de Sneeuwbal-Serie
Uitgeverij Kluitman - Alkmaar, 1956
Korte inhoud:
Samen met haar grijze herdershond Bram, waakt Hans van der Elst, in het laatste halfjaar van de oorlog, over het leven van haar broer Gert, die door zijn verzetswerk, voortdurend in levensgevaar verkeert.
Broer en zus van der Elst hebben geen ouders meer en wonen samen in een groot huis. Jet, de jolige jonge huishoudster, doet de huishouding en op de bovenverdieping wonen twee dames in pension, die Hans volledig kan vertrouwen.
Bram, haar trouwe hond, waakt over Hans en weet met onfeilbaar honde-instinct wie te vertrouwen is en wie niet. Een sprekend voorbeeld hiervan is zijn houding waar het de knappe jonge dokter van Doorn betreft, die zoveel werk van Hans maakt. Bram mag hem niet en gromt als hij in de buurt komt.
De verzetsgroep, waar Gert voor werkt, wordt verraden en Gert moet onderduiken. In zijn kamer is een hol onder de grond gemaakt, waar weer planken over gelegd zijn, waarin Gert verdwijnt als de S.D. hem komt halen. Bange uren volgen nu voor Hans, Jet en de dames van boven. Drie S.D.-ers willen blijven wachten totdat Gert weer thuiskomt. Zij installeren zich in het huis en dreigen het in brand te steken. Een van de S.D-ers, een man met grijze ogen en een sympathieke stem, heeft een sterke aantrekkingskracht op Hans. Hierdoor is Hans helemaal in de war. Hij behoort immers tot de vijand!
Gelukkig krijgt Gert, als de mannen 's nachts weggaan, de gelegenheid om te vluchten. Hij vindt een onderduikadres bij de dominee thuis. Hans is opgelucht dat Gert gered is. Toch blijft de S.D. haar bezoeken. Ze zijn er van overtuigd, dat Hans weet waar Gert is. Als het huis door de S.D. gevorderd wordt, staat Hans op straat. De dames boven en Jet vinden snel een nieuw thuis en Hans is dolgelukkig als haar een onderdak wordt aangeboden bij de oude overbuurman Welter. Deze zit ook in het verzet en Hans gaat voor hem koeriersdiensten doen. Tijdens haar tochten wordt ze altijd vergezeld door de trouwe Bram, die haar bewaakt.
Dokter van Doorn blijft Hans bezoeken en vraagt voortdurend bezorgd of ze al iets van haar broer gehoord heeft. Hans heeft geleerd om niemand te vertrouwen en houdt vol dat zij niet weet waar Gert is. Hoe gelukkig dit is blijkt als de dokter ontmaskerd wordt, door op een avond te vertellen dat Gert gevangen genomen is en hij de groeten van hem komt overbrengen. Dit doet hij om Hans' vertrouwen te winnen, doch hij weet niet dat Hans weet dat Gert veilig is. Ze heeft hem immers pas nog bezocht. De dokter blijkt al heel lang voor de S.D. te werken en hij is het ook die de verzetsgroep van Gert verraden heeft. Hans is hierdoor helemaal overstuur.
De geheimzinnige sympathieke S.D.-er komt Hans nogal eens tegen en hij is het die haar bemoedigend toespreekt en haar troost geeft. Hij noemt haar "dapper Kleintje" en geeft haar een gevoel van bescherming. Bram mag hem graag en kwispelt vrolijk met zijn staart als hij de man ziet. Als Gert en Hans samen een wandeling maken en mannen van de S.D. tegenkomen, doen ze alsof ze een vrijend paartje zijn, zodat Gert niet herkend zal worden. Nu denkt de man met de grijze ogen, dat Hans al een vriend heeft en laat hij Hans voortaan met rust. Hans is hier erg verdrietig over, ze moet steeds aan hem denken en mist hem.
In de laatste dagen voor de bevrijding, wordt Gert toch nog gearresteerd door de S.D., dit door toedoen van Hans' vriend, die zo zijn leven redt, omdat hij anders zou worden doodgeschoten door de fanatieke S.D.-er, die Gert ontdekt heeft. Zo komt de man er achter dat Gert de broer van Hans is en niet haar vriend.
Dan is de dag daar dat Nederland bevrijd is. Hans en meneer Welters zijn dolgelukkig. De vlag wordt uitgestoken en Gert's leven is gered. Als de gevangen genomen Duitsers worden weggevoerd, kan Hans dit niet aanzien en ze maakt een grote wandeling over de hei. Ze wil alleen zijn met haar gedachten. Plotseling ziet ze de man aankomen, waaraan ze steeds heeft moeten denken en voor ze het weet verdwijnt ze in een paar uitgestoken armen.
Zijn naam is Ernst Kalthoven en hij vertelt haar dat hij als spion geïntegreerd was bij de S.D. Hij is "Paul", de geheimzinnige man achter de schermen van het verzet, de man van de contra-spionage in dienst van de geallieerden en zo doorgedrongen in de hoogste gelederen van de S.D. Dan stralen Hans' blauwe ogen als sterren en ze wist niet dat ze zó blij kon zijn...
Fragment uit het boek:
"Binnenkort zal uw broer weer bij u terug zijn, want ik ben er zo goed als zeker van dat hij nog leeft. En dan zal hij weer voor u kunnen zorgen totdat....," de stem haperde....
"Totdat?" herhaalde het meisje.
"Totdat de andere man u zal komen opeisen. Want de eerste keer in de boslaan meende ik me vergist te hebben. Maar toen ik een paar weken geleden met m'n troep langs u beiden marcheerde, had ik zekerheid. En daar ik de man van uw keuze een keer ontmoet en gesproken heb en hem zéér sympathiek vind, weet ik, dat u in de toekomst heel gelukkig zult zijn. Om u dit te zeggen en u nog één keer te zien, heb ik het gewaagd deze avond hier aan te bellen en u en uw vriendelijke gastheer op te schrikken."
"O!! maar... maar..." Hans was niet in staat verder te spreken. Haar gedachten tuimelden letterlijk door haar hoofd. Als verwezen keek ze dan op naar de vreemdeling, die, naar ze plotseling bemerkte, er ontzettend verdrietig en teneergeslagen uitzag.
"U... u... kent...u..."
"Ja. Ik sprak hem ten huize van dominee Barendsen," vulde de man Hans' onafgemaakte vraag aan. "En ik begrijp ook dat u hem daar hebt leren kennen, want de man die u een tijdlang heeft moeten schaduwen berichtte ons, dat u enige malen bij de predikant en diens gezin op bezoek bent geweest."
Een knikje. Gevolgd door een hartstochtelijk: "En ik.... ik liet u in de waan dat het Jet moest zijn die u op die avond zag!"
"Natuurlijk, u bent toch geen verantwoording schuldig aan een vijand? Bovendien, een zo pril geheim en geluk geeft men de eerste tijd alleen aan de intiemste vrienden prijs. Ik vermoed zelfs dat uw broer de eerste moet zijn die te horen krijgt dat u een zwager voor hem hebt gekozen. Is het niet zo, Kleintje?"
Bij het horen van dit woord zakte Hans' hoofdje diep voorover, maar toch zag de man dat haar wangen nat waren van tranen. En dan werden de beide gebruinde handen voor de tweede maal op haar schouders gelegd en de warme stem zei: "Flink zijn, hoor! Beloof me dat. Nog een paar dagen, dan zal alles voorbij zijn."
"En jij weg. O, wat gaat er met je gebeuren?" snikte ze bijna.
"Interesseert je dat dan?" 't Klonk blij, meende het meisje.
"Ja, want je bent zonder dat je dit zelf misschien weet, vaak een grote steun voor me geweest. Dank voor alles, Duitse vriend."
Dan voelde ze dat zijn handen de hare grepen en die stevig drukten. "Dank voor dat laatste woord en je groot vertrouwen. Dag, moedig soldaatje. 't Ga je goed." Opkijkend bemerkte ze dat de grijze figuur verdwenen was.
En toen de heer Welter, die de voordeur in het slot had horen vallen en zijn huisgenootje niet in de kamer zag terugkeren, even later eens poolshoogte ging nemen, trof hij op het kleine bankje in de vestibule een snikkend hoopje mens aan.
"Kindje toch, Hans.... wat is er? Tóch iets met je broer?"
Een betraand gezichtje werd naar de oude heer opgeheven en de wanhopige blik in de mooie ogen deed hem de hand op haar krullen leggen.
"Gert....? met hem zal het wel goed zijn. Maar.... maar ik heb hem daarnet voor de zoveelste keer gered.... en ditmaal kón ik het haast niet. En ik zal nooit meer kunnen lachen, zó verdrietig ben ik."