Lijsje Lorresnor
Geschreven door
J. M. Selleger - Elout
Illustraties en band van Claudine Doorman
Achtste druk, 1949
Uitgever Servire - Den Haag
Voor het eerst verschenen in 1932
Voor 10 jaar en ouder
Wordt vervolgd door:
Een zomer met Lijsje Lorresnor, 1939
De verhalen over Lijsje Lorresnor zijn gebaseerd op de verhalen van een dienstmeisje.
Lijsje was als Jansje van Wonderen meer dan dertig jaar in dienst bij de papierfabrikant Selleger in Bergen. Ook in werkelijkheid had Lijsje twee kordate zusjes en had haar moeder net als de moeder in het boek een winkeltje in kruidenierswaren. Of ze echt zo mooi kon tekenen is niet bekend, maar een vuilnisbelt was er wel, en het was in die tijd dat het boek verscheen heel gewoon om daar naar bruikbare spulletjes te zoeken.
Lijsje Lorresnor en haar zusjes leefden lang geleden, toen er nog geen auto's op de weg, geen vliegmachines in de lucht en geen radiotoestellen in de huizen waren.
Korte inhoud:
De 10 jarige Lijsje, een klein bedeesd meisje, woont met vader, moeder en zusjes Marie en Grietje in een klein arbeidershuisje, waarin moeder een winkeltje heeft. Lijsje wordt op school Lijsje Lorresnor genoemd, als de kinderen er achter komen dat Lijsje dikwijls bij de vullis op zoek is naar bruikbare dingen. Vader werkt op het land, van 's morgens vroeg, tot 's avonds laat. Hierdoor ziet Lijs hem dikwijls alleen op zondag. Dan gaan ze samen wandelen. Op een van die wandelingen maakt hij van klei uit de beek een huisje voor Lijsje. Sindsdien staat dat op de plank boven haar bed.
Marie heeft een nette dienst, in de winkel van baas Ossen, waarboven een mevrouw woont, die schilderes is. Moeder vindt schilderen maar tijdverspilling, doch vader en Lijsje hebben er veel belangstelling voor. Vader zou ook graag willen schilderen, maar heeft geen verf. Hier zorgt Lijsje voor, door te poseren voor de mevrouw, waarna zij als beloning verf krijgt voor vader. Vader gaat voor moeders verjaardag nu een schilderij maken van Bonte, hun koe. Lijsje zoekt op de vullis een lijstje voor het schilderij en als moeder jarig is, is ze hier erg blij mee. Als Marie haar voet verstuikt heeft en Lijsje voor haar invalt in de winkel van baas Ossen, vraagt hij Lijsje om eens een mooie etalage te maken. Lijsje maakt van margarine pakjes een prachtig kasteel en koeien van margarine, die ze laat grazen in een wei van pieterselie. Het wordt prachtig! Hierdoor wordt het heel druk in de winkel en alle mensen van het dorp hebben bewondering voor Lijsje, behalve moeder en Marie, die het maar nutteloos gepruts vinden. Vader daarentegen is heel erg trots op zijn dochtertje. De schilderes die boven de winkel woont ziet meteen dat Lijsje talent heeft en zij zij neemt zich voor om Lijsje les te gaan geven, doch Lijsjes moeder wil hier niets van weten.
Als vader zijn werk bij de boer opzegt om voortaan kippen en konijnen te gaan houden en vogelhuisjes te gaan maken, die hij zal gaan verkopen, is hij gelukkig. Lijsje ook, doch Marie en moeder minder omdat zij nu armoede vrezen. Helaas wordt dat bewaarheid en moet de Bonte worden verkocht. Lijsje en vader brengen hem midden in de nacht naar de stad.
Als de winter voorbij is, ontmoet Lijsje de schilderes weer, die terug is in het dorp. Zij komt het beeldje brengen dat zij de vorige zomer van Lijsje gemaakt heeft. Het is erg veel geld waard, zodat de Bonte nu teruggekocht kan worden, doch vader wil nog voor geen duizend gulden zijn Lijsje verkopen. Hij gaat weer bij de boer werken, zodat ze voortaan weer geregeld geld zullen hebben. Nu mag Lijsje van moeder ook tekenlessen gaan nemen, waar ze heel erg blij mee is, zodat ze later een beroemde tekenares zal kunnen worden.
Fragment uit het boek:
Toen ze 't hekje van hun tuin binnenkwamen, zagen ze, dat moeder de lamp net aanstak. Ze draaide zich om voor 't raam om te zien, wie er kwam en toen ze zag, dat 't vader en Lijs waren, lachte ze. Het was maar heel zelden, dat moeder lachte en Lijs vond, toen ze 't zag, dat moeder toch een erg mooi en lief gezicht had, veel liever dan alle andere moeders.
Maar toen ze binnenkwam, schrok ze, want vader begon zo maar direct over die tekening van 't schaap en Lijs, die er mee had willen wachten tot de andere morgen, voelde weer al haar angst terug komen. Heel stil stond ze bij de bedstee, waar Griet al uitgekleed lag en door 't kiertje van de deur alles afluisterde en afkeek.
- Wat hê 'k je gezegd, wijf? - riep vader met zijn grote harde stem.
- Dat kind van ons, dat wordt nog es beroemd! Daar hebben ze haar bij Sanne vanmiddag een potlood in de hand geduwd en zo'n pietsig vodje papier en daar heeft dat meisje motte tekenen en ze heb het gedaan, mens ze heb het gedaan, zeg ik je, zo goed, dat de bazin van de Rozehof het in 't groot wil! -
Lijs keek naar moeder. Wat zou die nu wel zeggen? O, wat keek die ineens zwart. Ze lachte helemaal niet meer, toen ze zei:
- Maar 'k heb Lijs toch gezegd, dat ze niet tekenen zou! -
En toen tegen Lijs zelf: - 'k Had je toch gezegd, Lijs, dat 't uit most wezen? -
Maar terwijl Lijs heel schuchter en heel verlegen "ja, moeder" zei, was vader er alweer tussen gekomen: - Zie je, moeder, dat had Lijs zoëven ook al gezegd en daar zat ze nou zo mee in, zo'n dom schaap! Die kinders, die denken van een moeder alleen maar, dat ze streng is en boos wordt. Die hebben geen flauw benul, dat je 't veel beter begrijpt dan ze zelf! Nou, wat jij, moeder? Alsof je dat niet begrijpen zou, dat 't heel iets anders is, of zo'n kind maar ergens gaat zitten tekenen tegen je zin, of dat ze, zal 'k maar zeggen, gedwongen wordt. Want als ze je een potlood in je hand geven en dan daarbij als je gast bent, nou dan kan je toch geen neen zeggen, wat jij? zo'n kind, dat denkt, dat 'k m'n eigen wijf niet ken! Maar je zou m'n wijf toch niet wezen, als je geen begrip van zoiets had? -
Weer lachte vader en hij klopte eens met zijn grote werkhand op moeder's hand, die op tafel rustte. En weer keek Lijs verwonderd van de een naar de ander, want..... had ze dat nu mis gehad? Was moeder niet boos geweest, toen ze 't zoëven hoorde van het tekenen? Had dat maar zo geschenen? Maar ze zei toch..... ja, wat zei ze ook weer? En ze keek toch eerst niet zo vriendelijk als nu, dat ze antwoordde: - 'k Had dat zo gauw niet begrepen, Jan, maar nou, dat je 't zo uitlegt.... wat ik van dat prutsen met potlood gezegd heb, daarmee heb ik bedoeld, dat ze 't uit d'r hoofd zou zetten, en niet d'r goeie tijd verknoeien mot.... Maar natuurlijk, als je ergens te gast bent en ze vragen je, dan kan je dat niet weigeren, dat zou niet wezen zoals 't behoort, dat zou 'k ook niet willen.....
Nog altijd keek Lijs haar moeder aan. Wat keek ze lief, als ze zo sprak! En vader, die maar met z'n hand zo zacht op de hare klopte! Als ze groot was, dan wou ze ook een man als vader, net zo een! En dan zou ze net zoveel van hem houden, als moeder deed!
Sef's grote avontuur
Geschreven door
J. M. Selleger - Elout
Illustraties en band van August Frans Hens (1907-1976)
Uitgever N.V. Servire - Den Haag, 1947
Vervolg van:
De kinderen van Kees Populier, 1936
Korte inhoud:
Sef, de 15 jarige zoon van Kees Populier, en zijn vriend Mips, wiens grootouders uit Indië kwamen en daardoor anders was dan de jongens uit het dorp, ontdekken in de ruïne van een oud kasteel een geheime onderaardse gang, die naar een kelder vol met smokkelwaar leidt. Thee, koffie, meel, ijzerdraad en een zak oud koper zijn daar door de smokkelaars de Schele en de Smok verborgen. Mips ziet hier meteen "handel" in, omdat hij veel geld wil verdienen voor Sef, zodat hij later kan gaan studeren en niet zal hoeven werken in de steenfabriek. Sef is eerlijk en wil niets weten van "zwarte handel".
Tijdens een stormachtige nacht, als de jongens niet kunnen slapen, redden zij 2 opvarenden van een gekapseisd zeiljacht. Het is de reder van de scheepswerf en zijn dochter Hans, die op een vleermuis lijkt. Als dank krijgt Sef van de reder 6 halve tonnen, waarmee hij zijn droom, een eigen boot kan verwezelijken.
De boot wordt gebouwd en naar de plas gebracht, doch het zeil ontbreekt. De vleermuis belooft aan Sef voor hem een zeil te zullen naaien. Als dat klaar is varen Sef en de vleermuis samen uit. Mips is jaloers, omdat Sef een meisje boven hem verkiest, terwijl hij om geld voor Sef te verdienen, met pakjes thee langs de huizen gaat. Mips handel gaat goed en hij verdient veel geld, dat hij in een doos op zolder verstopt.
Op school zit een jongen, Joris Sibbe, wiens vader met de vijand heult. Sef krijgt ruzie met hem omdat hij zijn vader beledigt en slaat hem op zijn neus. Joris dreigt nu dat Sef en zijn vader hier wel meer van zullen horen. Als Sef thuiskomt heeft zijn vader de opdracht gekregen om voor de Duitsers op de steenfabriek te gaan werken. Vader weigert dit, hij wil niet voor de vijand werken en duikt, bij een oude schoolvriendin van moeder, onder.
Hans, de vleermuis, vraagt Sef zich aan te sluiten bij een verzetsgroep, waarvan haar broer Steven de leider is. Sef moet echter beloven om Mips er buiten te houden, omdat hij bang is en ze niets aan bange mensen hebben. Sef belooft dit.
Tijdens een vergadering van de verzetsgroep wordt Sef beëdigd en krijgt hij als schuilnaam Cor Smit. De vleermuis is enigst meisje en zij zal Sef zijn opdrachten doorgeven. Tijdens het overbrengen van de radioberichten moet hij het woord "ORANJEZON" zeggen, waarna het antwoord "ZIJ SCHIJNT ACHTER DE WOLKEN" moet zijn.
Sef moet de boodschappen aan diverse mensen overbrengen, een pastoor, een slager, een oud vrouwtje, een jong meisje, een dominee, een boerin, maar ook aan Klaas de "dorpsidioot". Deze was in 1940 als sergeant gewond aan zijn hoofd en daardoor gek geworden. Hij doet echter alsof en speelt zijn rol als "gek".
Steven moet onderduiken, omdat hij niet wil graven voor de Moffen. Hij duikt onder bij Griet, een buurvrouw, waar Sef nu ook slaapt.
Joris Sibbe maakt Mips wijs dat hij aan de goede kant staat en de vleermuis, haar broer Steven en hun vader de reder, landverraders zijn, die Sef en zijn boot gebruiken voor de verkeerde zaak. Joris verzekert hem dat Sef hierdoor in gevaar is. Mips gelooft dit en volgt de vleermuis, doch als hij ziet dat zij naar Griet gaat, begrijpt hij dat Joris het verkeerd heeft. Want Griet is goed, dus de vleermuis is ook goed. Hij is kwaad op Joris en zegt hem wat hij gezien heeft. Zo verraad hij onbedoeld de schuilplaats van Steven. Als de Duitsers bij Griet binnenvallen is Steven al weg en vinden zij alleen Sef. Joris is er ook bij en zegt tegen Sef dat Mips hem verraden heeft. Daar schrikt Sef van en hij wordt opgesloten in een kelder onder de ruïne.
Midden in de nacht gaat Joris naar de ruïne om Steven te zoeken, hij wil het geld opstrijken dat de Duitsers op zijn hoofd hebben gezet. Hij stuit echter in het donkere bos op Klaas de dorpsgek die hem meeneemt naar de kelder waar hij wordt opgewacht door Steven, zijn vader de reder en Sef's vader. Hij wordt vastgebonden en na een stevig pak ransel vertelt hij waar Sef is.
Sef is intussen door 2 landwachters aan zijn polsen opgehangen in een kelder onder de toren, hij wordt gedwongen om Steven en de vleermuis te verraden, doch hij houdt zijn mond. Ook Mips wordt nu in de kelder gebracht, doch opeens is hij niet bang meer en verraad niets. Dan gaat de deur open en staat daar Klaas de dorpsgek met een pistool. Hij bevrijd de jongens en de landwachters en Joris worden nu geboeid achter gelaten.
Als ze samen over de dijk lopen, zien ze plotseling parachutisten dalen. De Engelsen zijn gekomen! In het dorp wordt hevig gevochten. Moeder en de kinderen en de andere bewoners van het dorp duiken onder in de kelders van de ruïne, waar ze de bevrijding afwachten. Sef en Mispel verdelen nu de voorraad voedsel van de smokkelaars onder de mensen.
Mips begrijpt nu dat Sef samen met de vleermuis het Vaderland had gediend en dat hij dus voor niets jaloers was geweest. Als ze de kelder uitkomen ontbloot de reder zijn hoofd en spreekt nog eenmaal de woorden: "ORANJEZON".
Dan volgt het antwoord: "VANDAAG SCHIJNT ZE DOOR DE WOLKEN!"
Fragment uit het boek:
Het is schemerdonker, maar toch kan Sef de gezichten onderscheiden van vijf jongens. Allemaal van zijn leeftijd. Een eind verder staat Steven, ouder en rustiger, een lange jongen. Moeder zou zeggen: een echte heer al! Hij ziet er uit, of hij alles aandurft en ook of alles lukken zal, wat hij begint. Sef vindt het heel natuurlijk, dat hij de leider is. De Vleermuis ...? Nu ja, die is ook wel flink, maar een meisje maak je niet tot hoofd van een jongensclub. 't Is eigenlijk al vreemd genoeg, dat ze er een meisje bij willen hebben.
- Waarom hebben ze éen meisje in de club, - vraagt hij zacht aan zijn buurvrouw.
- Ik ben immers geen meisje, - fluistert die terug. - Ik ben maar een vleermuis. Je weet toch, dat die in het donker fladderen! Nou, dan bind je een briefje onder hun vlerken en geen mof, die een vleermuis verdenkt! -
- Tot ze tegen de lamp vliegen ... - gaat Sef zeggen, maar op dit ogenblik is er het geluid van een stok, die drie korte slagen tikt tegen de wand van een der jachten:
- Even luisteren, - zegt de leider en ook zijn stem is maar net boven de fluistertoon. - We zijn samengekomen, allereerst om een nieuw lid te begroeten en hem de belofte af te nemen. Zijn naam doet er niet toe. Wanneer iemand hem mocht kennen, dan heeft hij van nu af die naam vergeten. Hij wordt Cor Smit genoemd. Als Cor Smit even wil opstaan, dan zullen we hem de belofte afnemen en hem daarna op de hoogte brengen van onze regels en voorschriften. -
Sef is opgestaan. Hij voelt zich groot en toch ook onbehaagelijk om het plechtige en vreemde, om het wonderlijke feit, dat hij - zo uit de polder en zo weinig gewoon aan jongens van Steven's slag - hier nu opeens het middelpunt is, waar iedereen naar kijkt. Hij staat heel recht als een soldaat voor zijn meerdere. Dan hoort hij de woorden:
- Cor Smit, beloof je, dat je niemand iets zeggen zult en dat je nooit enig woord zult opschrijven van datgene, wat je in deze kring mocht horen, zien of opmerken? Beloof je dat je bij gevangenschap of marteling je uiterste best zult doen om geen van je kameraden mee te slepen in het ongeluk, dat je geen namen zult noemen, noch enige persoonsbeschrijving zult geven, noch enige aanduiding over de plaatsen van samenkomst? In éen woord, dat je ook in de moeilijkste ogenblikken, trachten zult om het werk, dat door deze club wordt gedaan, geheim te houden? Denk goed na vóór je antwoordt. -
Er komt even een prop in Sef's keel. Het is alles zo vreemd en gewichtig. Hij denkt aan zijn huis. Aan moeder, aan Mips, aan een gevangenis, waar ze je wel kunnen doodslaan. Maar er is geen weifeling in zijn stem, al antwoordt hij gedempt:
- Dat beloof ik. -