Licia zet door

Geschreven door Leni Saris
Geïllustreerd door Nans van Leeuwen
Uitgever H. Meulenhoff - Amsterdam
Eerste druk 1938
Uit de "Gulden - serie" voor meisjes 14 - 17 jaar

Het eerste uitgegeven boek van Leni Saris

Korte inhoud:
Licia van Marle, dochter van rijke ouders, wordt gedwongen om, na het overlijden van haar vader, voor het eerst van haar leven de kost te gaan verdienen. Ze wordt kinderjuffrouw bij het rijke gezin van Zuylen, waar ze voor de tweeling Ferdy en Flora gaat zorgen. De moeder, Phyllis, kijkt niet naar de kinderen om en slaat ze om de oren als ze lastig zijn. Licia weet de liefde van de kinderen te winnen. Ze sluit vriendschap met Yvonne van het naastgelegen landgoed "De Eikenhof". Yvonne's neef, Frank Rost van den Eylder, wordt een goede vriend van haar. De buren van het landgoed "De Beukenhof", Tresi en Will van Kasselt, zijn vrienden van Frank en Yvonne. Vooral Tresi legt beslag op Frank, wat Licia irriteert. Op een dag wordt Licia beschuldigd van diefstal van een diamantenspeld. Ze verlaat woedend het huis en trekt zolang bij Yvonne en haar ouders in. Als later meneer van Zuylen z'n excuses komt aanbieden, keert Licia terug, om de kinderen niet de dupe te laten worden. Als Ferdy ziek wordt door een ernstige oorontstekeing wegens klappen om zijn hoofd, krijgt zijn moeder spijt en komt tot inkeer. Na zijn beterschap wil zij voortaan zelf voor de kinderen zorgen en vindt Licia ander werk op een kantoor. Frank schrijft, naar een gezegde van Licia over een Gouden Geluksdraad, een toneelstuk. Licia leest het en vindt het zo goed, dat zij het aan meneer van Zuylen laat lezen die het doorstuurt naar een bekend kunstcriticus. Als Frank Licia zijn liefde verklaart, weigert zij omdat zij zelfstandig wil zijn en haar eigen weg wil zoeken. Teleurgesteld vertrekt Frank naar het buitenland. Dan ontvangt Licia bericht dat het toneelstuk van Frank zo goed bevonden is, dat het spoedig in de theaters te zien zal zijn. Nu moet ze het toch wel aan Frank vertellen. Dat doet ze later als ze een brief van Phyllis ontvangt met het verzoek de nieuwe baby, Felicia, te komen bewonderen. Ze ontmoet daar ook Frank weer en Yvonne en Will die zich inmiddels verloofd hebben. Nu komt alles tot een goed einde als Licia inziet dat ze niet zonder Frank kan. Samen gaan ze naar de première van "De Gouden Geluksdraad", die een groot succes wordt. Licia en Frank hebben hun eigen Geluksdraad gevonden!

Fragment uit het boek:
"Waar is Will gebleven?" vroeg Licia.
"Hier is Will. Is hij geen schattig wicht?" ze keerden zich om, en 'n daverend gelach, dat alle ergernis wegspoelde, steeg op.
De lange Will, met zijn gebruind jongensgezicht, waar niets meisjesachtigs aan was, had zich met moeite gewrongen in 'n fraai bewerkt costuum van teer gekleurd satijn. Op zijn kortgeknipte hoofd danste dwaas 'n mooi hoedje met wuivende veren. Van onder de rose kanten rok kwamen fier twee lichtgrijze broekspijpen en 'n paar solide zwarte herenschoenen te voorschijn. Uit de kanten mouwen staken bevallig zijn grote handen, waarmee hij een waaiertje omklemde. Von zonk in sprakeloze aanbidding op de grond neer, Licia ging het niet veel beter, vooral toen hij zich verplicht voelde om 'n complete voorstelling te geven.
"Schei uit!" verzocht Yvonne, "ik kan niet meer! Het is te schoon!"
"Zo'n rol als de mijne zou wel wat voor Tresi zijn," dacht Licia, "zeg Will zou het je niet beter lijken om met je eigen zuster te spelen?"
"Maar Li! Je kunt toch niet van me verwachten dat ik die zuster van me...... mijn lièfde verklaar?" Er klonk zoveel eerlijke ontzetting in zijn stem, dat ze opnieuw in de lach schoten.
"'n Bespotting," zei hij kwaad, "verbeeld je zoiets!"
"Zo moet je niet over je eigen zuster praten," zei Frank opeens ernstig en hij meende het. "Ik geloof, dat je niets goeds meer in Tresi vind, wel?"
"Ze is onmogelijk om mee om te gaan," zei Will eerlijk. "Je moest haar eens voortdurend meemaken!"
"Het is zo gemakkelijk om altijd alleen maar al het kwade van iemand naar voren te halen," het klonk 'n beetje kribbig. Licia keek hem verwonderd aan. Frank verdedigde Tresi altijd. Deed hij dat nu, omdat hij het minderwaardig vond, dat ze over iemand die er niet bij was en zich dus niet zelf verdedigen kon, praatten, of hield hij van Tresi? Ze vond dat helemaal niet onmogelijk. Frank behoorde nu eenmaal tot de mensen, die voor vreemden steeds stug en op 'n afstand blijven en zich alleen aan "eigen mensen" werkelijk geven, zoals ze zijn. Als hij van iemand hield, dan bleef dat zo en geen fouten konden daar verandering in brengen.
Op dat moment kwam Tresi binnen en Licia stond op:
"Ik ga naar huis," zei ze.

Leontine

Geschreven door Leni Saris
Aangeboden door De Erven De Wed.J. Van Nelle N.V.-Rotterdam
Eerste druk 1940
Zonder illustraties

Korte inhoud:
Leontine heeft het moeilijk op kantoor. Ze wordt voortdurend gepest, omdat ze als ongenaakbaar en trots wordt beschouwd. Daar komt verbetering in als Conny bij haar komt werken. Ze worden echte vriendinnen en Conny verovert zelfs het hart van Leontines broer Paul. Om uit financiële moeilijkheden te geraken, wordt Leontines moeder, die weduwe is, gedwongen om kamers te gaan verhuren. Bob Terheyde, een rijke jonge sportvlieger, doet zijn intrede in het gezin van Berkhoven. Aanvankelijk wil Leo niets van hem weten, maar dat duurt niet lang. Zij worden goede vrienden en zelfs meer dan dat. Na hun verloving mag Leo van Bob haar liefste wens in vervulling laten gaan en zang gaan studeren. Ze twijfelt echter, want zij wil later een goede huisvrouw voor Bob worden en een zangcarrière en huisvrouw gaan niet samen, volgens Leontine. Als Bob vertrekt voor een wereldreis met zijn eigen vliegtuig, is Leontine hevig ongerust. Haar voorgevoel wordt bewaarheid, als Bob's vliegtuig wordt vermist. Er wordt niets meer van Bob vernomen en Leo ziet dan pas in wat het belangrijkste in haar leven was.
Twee jaar later komt Bob als door een wonder weer thuis en komt alles toch nog goed.

Fragment uit het boek:
Met haar gewone stiptheid werkte ze op kantoor; het was er tegenwoordig stil en geplaagd werd ze niet meer. Sinds het tragische gebeuren hadden ze gemerkt, dat je toch niet dag aan dag met iemand om kon gaan en onverschillig blijven als er zoiets gebeurde.
Leo's houding dwong respect af, méér dan gejammer en tranen zouden gedaan hebben, want dat haar kalmte geen onverschilligheid was, zag iedereen die haar aankeek.
Ieder morgen om elf uur hoorden ze op kantoor de man met de bulletins van het een of ander dagblad voorbij komen, de belangrijke feiten schreeuwde hij altijd luid door de straten. De een na de ander hief luisterend het hoofd op en keek naar Leo. Hoorde die het dan juist niet? Ze werkte niet, maar zat gebogen over haar machine, het moest eerst tot haar doordringen. Dan vloog opeens haar stoel krassend achteruit, ze klemde de handen om de leuning. "Connie........ ik hoorde hem...... Bob's naam roepen!" Maar Con was al weggerend. Ze hoorden haar in het doodstille lokaal de trappen af rennen. Hoe Con het blaadje kreeg en het ongeluksbericht las, wist ze zelf later niet meer, maar ze moest moed verzamelen om terug naar Leo te gaan. Ze zag lijkwit, toen ze weer boven kwam, waar geen machine meer ratelde.
"Wat is er met hem gebeurd?" vroeg Leo onnatuurlijk kalm en beheerst. "Zeg het zonder verzachtende inleiding. De wáárheid.... alsjeblieft!"
De stilte was haast tastbaar, Con slikte en kon geen geluid uitbrengen.Dan opeens, met de moed der wanhoop, zei ze de waarheid: "Leo, er is 'n stuk van 'n vliegmachine aangespoeld, zwartgeblakerd voor het grootste deel. De letters op de vleugel waren nog leesbaar, voor de rest is het nagenoeg 'n verkoolde massa. Het is......... Bob's vliegtuig."
Leo stond doodstil voor zich uit te staren, zonder de minste beweging te maken. De directeur, in zijn kantoor, werd getroffen door de vreemde stilte in het lokaal van het personeel en duwde de deur open. "Wat betékent dat hier?" vroeg hij scherp en Con duwde hem het blad in de hand. Hij las het korte berichtje en keek daarna verschrikt naar het meisje dat stond te staren zonder iets van haar omgeving te zien. "Juffrouw van Berkhoven, het is ontzettend, maar kom tot U zelf. Sta niet zo te staren. Huil liever eens flink.
Leo keek hem aan, alsof ze uit 'n benauwde droom wakker werd. Geen van allen vergaten ze nooit haar stem en de afschuw die erin klonk, toen ze zonder stemverheffing zei: "Zwàrtgeblakerd....... verkóóld! Dat betékent dus, dat hij....... ver......." ze rilde van het hoofd tot de voeten en sloeg daarna, zonder enig verder voorteken, voorover......
Toen ze bijkwam lag ze in het privékantoor op een bank en Con boog zich over haar heen. "Ik wou dat ik niet bijgekomen was," zei ze vermoeid.
"Courantenberichten zijn niet altijd te vertrouwen."
"Deze keer wel," zei Leo strak.

Regine
Een verhaal naar een film

Geschreven door Leni Saris op 30 oktober 1935
Eerste uitgave 2001
Uitgever Westfriesland, Hoorn/Kampen
Omslagillustratie van Hans Borrebach

Nog niet eerder uitgegeven verhaal van de in 1999 overleden schrijfster. Geschreven naar een romantische film uit 1934. De film heet ook Regine en is gemaakt door Erich Waschneck naar een boek van Gotfried Keller. Omdat het verhaal niet oorspronkelijk was, het was immers niet háár vertelling, heeft Leni Saris altijd geweigerd dit verhaal uit te geven. Het was in haar ogen plagiaat.
Na haar overlijden hebben vrienden en vriendinnen dit verhaal in haar nalatenschap gevonden. Onmiskenbaar een echte Leni Saris. Het is haar stijl, haar woordkeus en haar verbeelding.
Met trots wordt haar debuut aangekondigd, dat Leni zelf dateerde op 30 oktober 1935, door Floor Jonkers, uitgever van Leni Saris sinds 1978.

Korte inhoud:
De Duitse ingenieur Frank Reynold, keert per boot naar Duitsland terug, nadat hij zijn werkzaamheden aan de Arizona-dam in Amerika voltooid heeft. Aan boord ontmoet hij de mooie en rijke Floris Bell, die verliefd op hem wordt. Frank voelt echter niets voor deze opdringerige vrouw.
Thuis in een Zuidduits stadje, ontmoet hij het mooie dienstmeisje Regine Keller, waar hij verliefd op wordt. Regine heeft het niet makkelijk thuis met een altijd dronken en goklustige vader en broer. Toch trouwt zij uiteindelijk met haar Frank.
Dan probeert Floris Bell het zo gelukkige huwelijk te verstoren met gemene intriges. Dit loopt bijna op een catastrofe uit als Regine probeert zichzelf van het leven te beroven. Gelukkig komt Frank op tijd terug en komt alles goed voor Regine en Frank.

Fragment uit het boek:
Frank staat half onder de donkere poort verborgen en staart aandachtig omhoog naar de veranda waar het jonge dienstmeisje ijverig bezig is de was op te hangen.
Ze is totaal onkundig van de luisteraar daar beneden onder bij de poort. Uit volle borst galmt ze:

Du hast das Herzen mein,
So ganz genommen ein....

Maar vanaf het eerste ogenblik dat hun ogen elkaar over die grote afstand ontmoeten is dat lied van beide zijden niets dan de eenvoudige waarheid.
Uit het huis komt opeens de boze stem van de huishoudster: "Regine Keller, zie je dan niet dat er een heer onder bij de poort staat? Jij ook met je eeuwige geblèr!"
Over het wasgoed kijken twee grote, verschrikte ogen naar de elegante, knappe vreemdeling.
Frank heeft plezier in het gedrag van het verschrikte kleine meisje en blijft lachend omhoog kijken. Regines ogen gaan nog wijder open en ze bloost.
"Ja, ik kom al!" roept ze verschrikt en maakt aanstalten om snel naar beneden te gaan.
"Nee, blijf nu maar boven," bromt de huishoudster terug terwijl ze zelf op de bezoeker afloopt.
Over het wasgoed, dat ze opeens met zenuwachtige ijver verder ophangt, kijken Regines grote kinderogen hevig verbaasd naar de bijzonder hartelijke begroeting daar beneden.
De huishoudster heeft ontdekt wie de bezoeker is. Ze is buitengewoon verrukt van het feit dat het mijnheer Frank is. Enthousiast schudt ze zijn hand en kijkt hem verheugd aan.
"Regine, ga vlug mijnheer vertellen dat mijnheer Frank teruggekomen is!" roept ze.
"Ja, dat doe ik!" In overmaat van ijver laat Regine alles wat ze vast heeft uit haar handen vallen. Dat is niet erg bevorderlijk voor het schone wasgoed. Ze rent weg, steeds haar boodschap repeterend. Ze rent het huis door naar de kamer van de heer des huizes. Ze blijft haar boodschap herhalen en mompelt telkens: "G'nädiger Herr, der Herr Frank ist da! G'nädiger Herr, der Herr Frank ist da....."

Zoals de zeemeeuw vliegt....

Geschreven door Leni Saris
Geïllustreerd door Hans Borrebach
Uitgeverij West - Friesland - Hoorn
Boek uit de Zonne-Reeks
Eerste druk, 1959

Wordt vervolgd door: Ieder jaar bloeit de goudenregen.

Korte inhoud:
Tessa Runne, groeit op in een dorp aan de zee. Daar ontmoet zij aan de boulevard de rijke mevrouw Van Neerritter met haar kleinkinderen Francis en Dion. Tessa en Francis worden vriendinnen. Als later Tessa's zusje Jenneke voor haar gezondheid in een bosrijke omgeving moet wonen, biedt mevrouw Van Neerriter Tessa's moeder een baan aan als hoofd van de huishouding en mag het gezin Runne in een aardige bungalow op het landgoed wonen van mevrouw Van Neerritter. Tussen Tessa en Dion botert het vanaf het begin niet. Later als Tessa heimwee krijgt naar de zee , vertrekt ze en gaat in een stad aan de zee een poppentheater beginnen. Dion helpt haar en ze worden èchte vrienden en zelfs meer dan dat.
Omdat Dion niets meer van z'n ouders en z'n stiefbroer wil weten, schrikt Tessa zo van deze harde onverzoenlijke houding, dat ze het uit maakt. Later als het poppenatelier afbrandt en Tessa weer helemaal opnieuw moet beginnen, ziet Dion in hoeveel hij van Tessa houdt. Hij helpt haar en besluit zijn harde trotse kop te overwinnen en maakt het goed met zijn ouders en broer. Nu komt alles toch weer goed voor Tessa en Dion.

Fragment uit het boek:
Langzaam liep ze de oprijlaan door en dan beklom ze het terras, de fijne hoge hakjes tikten op de stenen. Met genoegen gebruikte ze de prachtige koperen klopper. Myra, een van de jonge dienstmeisjes, deed open. Het stugge gezichtje werd vriendelijk. Mevrouw Runne was een autoriteit in de huishouding op "De Vier Winden," en van Tessa hielden ze allemaal, omdat ze zo'n zonnig levensblij kind was.
"Dag, juffrouw Tessa," zei ze. "Mevrouw is in de tuinkamer. Juffrouw Francis is gekomen en...... "
De zin werd niet afgemaakt, want de deur van de tuinkamer ging open en Dion en Tessa stonden voor het eerst sinds jaren tegenover elkaar.
Tessa zag nu een heel lange jongeman, met koele donkere ogen en buitengewoon zelfverzekerd. Iemand, die veel had gereisd, zich gemakkelijk bewoog in welk gezelschap dan ook en het leven bekeek met kritische blik. Dion constateerde dat de kleine wilde Tessa opgegroeid was tot een aantrekkelijk meisje.
"Tessa.... zeemeeuwtje!" Dions snelle glimlach, die het donkere gezicht stralend en goed maakte, flitste een ogenblik over de trekken, die aristocratisch waren als die van zijn grootmoeder.
"Een zeemeeuw ben ik helaas niet meer." Tessa's kleine hand lag een ogenblik in de zijne, haar ogen waren ernstig en verwonderd. "Ik mis de zee nog iedere dag en als het stormt en de kruinen van de bomen wild heen en weer zwaaien, dan vind ik het maar surrogaat voor storm aan zee."