Alleen op de wereld
Oorspronkelijke titel:
Sans Famille
Geschreven door Hector Malot
Serie Oud-Goud Deel III
Verhalen uit vroeger tijden opnieuw aan Neêrlands jeugd verteld,
door P. de Zeeuw J. Gzn.
Zesde druk, 1952
Omslag en platen van Roothciv
Uitgever G.B. van Goor Zonen - Den Haag - Batavia
Hector Malot werd op 20 mei 1830 geboren in La Bouille, een plaatsje dicht bij Rouaan.
Tijdens zijn studie rechten, werkte hij bij een notaris. Daar begon hij met schrijven. Zijn eerste boek was
Les Amants uit 1859. Dit werd een groot succes. Hierdoor aangemoedigd schreef hij vervolgens vele populaire romans.
Zijn bekendste boek
Sans Famille, schreef hij in 1878. Hij droeg het op aan zijn dochter Lucie.
Het boek maakte zulk een opgang, dat het met de Montyonprijs werd bekroond.
In 1893 werd dit boek gevolgd door
En Famille.
Hector Malot overleed te Fontenay-sous-Bois op 17 juli 1907.
Alleen op de Wereld is het verhaal van de achtjarige Remi (een vondeling). Hij woont bij pleegmoeder Barberin. Omdat zijn stiefvader geen werk meer heeft, wordt de koe Rousette verkocht. Uiteindelijk verkoopt zijn stiefvader ook Remi aan Vitalis, een straatmuzikant.
Met een troepje dieren - meneer Joli-Coeur het aapje, signor Capi, signor Zerbino en signora Dolce, de drie honden - trekken zij als muzikanten het land door. Vitalis is goed voor Remi, hij leert hem lezen, schrijven en muzieknoten lezen, zodat hij ook kan leren harp te spelen.
Als Vitalis wordt opgepakt, omdat hij een lastige agent heeft geslagen, gaat Remi alleen met de dieren verder. Hij ziet een prachtig scheepje door een kanaal varen met aan boord een zieke jongen met zijn moeder. Als hij ze later ontmoet, maakt hij kennis met de jongen. Hij heet Arthur en zijn moeder is mevrouw Milligan, een Engelse dame. Remi mag meevaren op het schip "De Zwaan". Hij heeft een heerlijke tijd. Als Vitalis weer vrij komt, trekt Remi weer met hem mee, op weg naar Parijs.
Tijdens een sneeuwstorm overlijdt Vitalis en worden Zerbino en Dolce door de wolven verscheurd. Joli-Coeur, het aapje wordt hierdoor ernstig ziek en ook hij gaat dood. Remi was bijna bevroren, doch hij wordt wakker in een bed bij vader Acquin, een tuinman, die hem gered heeft. Vader Acquin heeft 4 kinderen, de jongens Alex en en Benjamin en de meisjes, Martha en Lize. Lize is de jongste en is stom, zij kan wel horen, doch niet praten. Ook Capi, de zwarte poedel, mag in het tuindershuis wonen. Remi komt nu te weten dat Vitalis de vroeger heel beroemde operazanger Carlo Balzani was.
Dan slaat het noodlot opnieuw toe. Door een hevige hagelstorm worden de kassen verwoest en moet vader Acquin de gevangenis in omdat hij nu zijn schulden niet kan afbetalen. De kinderen worden verdeeld in het land bij ooms en tantes ondergebracht en Remi trekt met Capi weer de wereld in.
In Parijs gekomen gaat hij naar een kennis van Vitalis, signor Garofoli, daar ontmoet hij Mattia, een jongen van zijn eigen leeftijd. Mattia wordt mishandeld door Garofoli en samen vluchten Remi en Mattia weg. Zij besluiten samen verder te trekken en de kost te verdienen door muziek te maken, Mattia op zijn viool en Remi op de harp. Als de jongens genoeg geld hebben verdiend om een koe te kopen voor moeder Barberin, gaan ze haar de koe brengen. Moeder Barberin vertelt Remi dat zijn familie naar hem op zoek is. Remi en Mattia gaan naar Engeland op zoek naar zijn familie en komen in het gezin van de familie Driscoll, die beweren de ouders van Remi te zijn. Het zijn echter dieven en oplichters. Ze ontmoeten daar ook James Milligan, een oom van Arthur, die een niet zo fraaie rol speelt. Ze vluchten terug naar Frankrijk en gaan op zoek naar "De Zwaan". Onderweg horen ze dat ook Lize nu meevaart op "De Zwaan", omdat haar pleegouders dood zijn.
Uiteindelijk vindt Remi de boot en blijkt Arthur zijn broer te zijn en mevrouw Milligan zijn èchte moeder. Nu krijgen ze een heerlijk leven met elkaar.
Jaren later is vader Acquin zijn èchte vader geworden, Mattia een beroemd violist, Arthur weer helemaal beter en is Remi getrouwd met Lize. Samen hebben ze een zoon, Mattia genaamd, waarvoor moeder Barberin mag zorgen. Ook Capi is er nog.
Mattia en Remi zijn hun moeilijke jeugd niet vergeten en hebben samen een tehuis voor arme straatmuzikanten gesticht.
Fragment uit het boek:
We gingen terug, tegen de scherpe wind in en ik begreep, dat we verdwaald waren. Vreselijk! verdwaald in 'n stikdonkere, koude nacht.....
Onwillekeurig bleef ik staan, doch Vitalis trok me mee. "Kom," zei hij, "volhouden!"
We liepen een eind de weg terug, die we pas waren langs gekomen.
"Zie je nu een bosje bomen?"
"Ja, daar links van de weg, zie ik ze."
"En lopen er wagensporen door de weg?"
"Nee, wagensporen kan ik niet ontdekken!"
"'t Schijnt wel, dat ik blind ben," mompelde Vitalis, terwijl hij zich over de ogen streek. "Kom Remi, laten we dan recht op die bomen aanlopen!"
Zo deden we en toen riep ik opeens: "Ik zie een muur!"
"Je zult een hoop stenen zien," meende Vitalis.
Maar ik hield vol, dat het een muur was en toen hij met de handen langs de muur had getast, moest hij toegeven, dat ik gelijk had.
"Zoek nu eens naar de wagensporen."
Ik kroop over de grond en zocht naar de sporen, maar te vergeefs.
"Dan is de toegang tot de steengroeve dichtgemetseld!" stelde Vitalis vast, "houd maar op met zoeken, we komen er niet in."
"Maar wat moeten we dan beginnen?" vroeg ik angstig.
"Ik denk, dat we hier moeten sterven, Remi...."
"Sterven?"
"Ja, jongen, dat is vreselijk voor jou, want je bent nog zo jong. Kom, laten we proberen Parijs weer te bereiken, dan gaan we naar het politiebureau. Ik had ons dat willen besparen, maar het moet."
We sloften verder, maar al spoedig kon hij niet meer.
Ons pad liep nu langs een schutting en in die schutting was een deur, die openstond. Daar achter lag een hoge mestvaalt met veel stro, zoals tuinders die 's winters op hun land hebben liggen.
"Laten we daar gaan zitten," hijgde Vitalis.
"Maar 't is zo koud en..."
"De mesthoop beschut ons tegen de wind en de sneeuw en we kunnen onder het stro kruipen".
Ik haalde het stro zoveel mogelijk op een hoop en we gingen er in zitten, dicht tegen elkaar aan.
"Neem Capi bij je, Remi, het dier zal je verwarmen," zei Vitalis nog. Ik legde wat stro over ons beiden heen en kroop vlak tegen hem aan. Daarop boog hij zich over mij heen en gaf mij een kus. Het was de tweede maal, dat hij dit deed en het was helaas ook de laatste maal...