Getekend op steen door Th. van Hoytema, (1863-1917)
Heruitgave A. G. Schoonderbeek - Laren, 1978
Voor het eerst verschenen in 1895 bij Uitgeverij C. M. van Gogh
Platen ik kleurenlithographie, met de teksten op steen getekend.
Korte inhoud van het boek:
Een uilenpaar, dat in een oud gebouw leeft, is gelukkig en tevreden. Doch in de wereld om hen heen vechten de andere vogels. De vogels sturen de pauw naar de uilen toe, om te vragen waarom de uilen zo stil zijn en niet vechten. Daarop vertellen de uilen dat zij genieten van de seizoenen, doch dit is aan de andere vogels niet besteed. Zij vinden dit onzin en gaan door met pronken, eten, drinken en vechten, terwijl de uilen gelukkig en tevreden verder leven.
In een oud gebouw leefde eens een uilenpaar
Zij waren zeer gelukkig het hele jaar
In de wereld beneden hen waren vele hoenders,
die niets deden dan drinken en eten
en als ze dan met eten en drinken klaar waren
begonnen ze te vechten en dat duurde zo maar altijd door.
Op eens ontdekte de pauw de uilen
en nu wilde hij weten waarom die ook niet vochten.
"Zouden zij soms gelukkig zijn? "
Daarop doen de andere vogels aan de pauw een voorstel, om naar de uilen te gaan.
Hij zou hun wel kunnen vragen wat de reden van hun stilzijn is.
Met een buiging neemt hij zijn opdracht aan.
En na zich nog eens extra gepoetst te hebben,
stapt hij er al pronkende heen.
Bij de uilen aangekomen pronkt hij,
Laat al zijn veren trillen en krabt met zijn poten, om de aandacht te trekken.
De uilen zetten grote ogen op en zeggen:
"Wel, pauwtje, ga jij je vriendjes maar halen,
dan zullen wij je alles vertellen!"
En toen alle vogels bij elkaar waren
begonnen de uilen hun verhaal.
"Als het lente is, zien wij alles herleven.
De bomen krijgen hun knopjes en bladen,
het gras zijn duizende kleine bloemen en alles juicht om ons heen.
Vlinders fladderen en verzamelen honing
uit de gouden zonnebloemen, dan is het zomer.
En als alles in volle pracht is, de bomen met hun zware kruinen ons toewuiven
en de planten, door de zon gekoesterd, zich breed uitspreiden,
dan zitten wij in het bos op een schaduwrijk plekje
en zijn gelukkig en tevree.
Dan komen er plantjes, bijen en hommels en vele kleine vliegen.
Ze zijn allen druk in de weer.
Dan wordt het herfst en de spin, die de zomer in al zijn pracht,
stil achter een blad verscholen, bewonderd had, spint haar net,
om zo de bladen nog wat bijeen te houden.
En als de bladen gevallen zijn,
en de aarde met sneeuw is bedekt,
trekken wij naar ons oude huis en leven daar rustig voort
- Dan is het winter.
"Onzin", schreeuwden de vogels,
want ze begrepen er niets van.
DAT KAN GEEN GELUK ZIJN!!!!!!!!!!!!!!
En de vogels, die liever wilden blijven pronken,
eten, drinken en vechten, keerden hun rug naar de uilen,
en zetten hun oude leven voort.
De uilen schoven nog wat dichter bij elkaar,
knipten eens met hun ogen, en peinsden verder.