Tekst van Tante Lize, (Mevrouw E. Dopheide-Witte, geboren 1-8-1869)
Uitgave van C. A. J. van Dishoeck te Bussum in het jaar 1909
4 fragmenten uit het boek:

Sneeuwblanke kindertjes, lieflijk en rein,
Dalen omlaag uit den hemel,
Groeten Marietje en dansen in 't rond,
Lustig en vroolijk gewemel.
"Ga je, lief kindje," zoo lokken ze zoet,
"Mee naar de Sneeuwkoninginne?
"Neem dan je mof, trek je handschoentjes aan,
"En wil niet lang je bezinnen."
"Graag," roept Marietje met stralend gezicht,
Wenkend hen toe door de ruiten,
"Even geduld, lieve sneeuwvlokjes fijn,
"Dadelijk kom ik naar buiten."

Nu neemt het Sneeuwprinsesje
Marietje bij de hand
En leidt haar in een lusthof,
Een heerlijk tooverland.
Daar bloeien wonderbloemen
Van glinsterend kristal,
Als diamanten flonk'ren
De bloesems overal.
De grond, dien zij betreden,
Is spiegelglad en blank,
Sneeuwwit zijn gras en heesters,
De boomen hoog en slank.

Nu zegt de verstandige Koningin:
"Brengt spoedig de slede voor!
"Marietje, droog jij maar je traantjes af,
"Je gaat naar je Moesje, hoor!"
"Daar staat reeds de slee voor het Sneeuwpaleis,
"Marietje, gaat dat niet vlug?"
Vier ijsbeertjes brengen de kleine meid
Pijlsnel nu naar huis terug.

Daar staat haar Moedertje-lief aan de deur,
Marietje ijlt naar haar toe
En roept: "Ik kom van de Sneeuwkoningin,
Wat is het dáár heerlijk, Moe!"
En het kleine mondje vertelt zo blij,
Van den tocht, dien ze heeft volbracht,
Van de lieve Prinses en de Sneeuwvlokjes klein.
En 't paleis en zijn tooverpracht.
Wat zegt ge wel van zoo'n avontuur?
Ge twijfelt er toch niet aan?
Dan raad ik je, net als Marietje deed,
Eens zelf naar het Sneeuwrijk te gaan!