Hoe de kabouters aan de koffie kwamen
Boekje van omstreeks 1917
Bevattende zes plaatjes, die zich bevonden in elk pakje VAN NELLE'S KOFFIE, waarmee men van dit boekje een aardig prentenboek kon maken.
Geschreven door: Kees Valkenstein,
pseudoniem van Alfons van Lier (1862-1952)
Korte inhoud:
Twee kabouters, Kobold en Gnoom geheten, slopen 's nachts stiekum door het kippenhok de boswachterswoning binnen. Op de tafel vonden zij een groot pak. Toen ze probeerden het open te maken, scheurde het pak en viel op de grond. Zo kreeg Gnoom een half pond koffie over zich heen.Het bruine goedje zat overal in zijn kleren en tussen zijn ogen en in zijn neus.
De kabouterkoning rook de koffie, toen ze weer in hun holletje onder de grond waren. Toen hem door kabouter Troll verteld was dat dit koffie was, en de mensen dit dronken, wilde hij het ook proeven. Hij vond het zo lekker, dat hij nooit meer iets anders wilde drinken.
Fragment uit het boekje:
De volgende nacht kreeg de kabouterkoning wat hij wenste. Kobold en Gnoom hadden koffie meegebracht. Maar daarmee was de koning niet geholpen. De koffie moest ook nog gezet worden en daar was maar één kabouter die verstand van koffiezetten had. Dat was Troll en die was nog niet thuis.
"Zal ik het maar eens 'n klein beetje proberen?" vroeg Gnoom.
"Waarom nou 'n klein beetje? Ik wil 'n hele boel koffie, want ze moeten er allemaal van eten!"
"Je maakt eerst maar 'n klein beetje hoor," fluisterde Kobold. "Ik heb er zo'n voorgevoel van, dat je d'r geen steek van terecht brengt."
"Of je nou soep kookt van groenten of van koffie," zei Gnoom, "dat zal wel zowat op hetzelfde neerkomen. Ik eet er toch niet van. De koning moet 't zelf opeten....."