De Doopkaars

Geschreven door Moeder Everma
Pseudoniem van Sophie Kleverlaan - Grolman (1909-1984)
Verschenen in 3 delen in het jeugdtijdschrift voor het Katholieke gezin: De Engelbewaarder van oktober 1951 t/m april 1952 - oktober 1952 tot en met april 1953 en oktober 1953 tot en met april 1954.
De gebundelde jaargangen, 1963/1964/1965, hebben de titel De Gouden Wiek. In deze 3 jaargangen staan 39 afbeeldingen die betrekking hebben op het boek.
De Engelbewaarder was een uitgave van het R.K. Jongensweeshuis - Tilburg
Heruitgegeven in 1954 door B. Gottmers Uitgeversbedrijf - Nijmegen,
en in 1988 door de Schaduw - Tilburg

Het boek bestaat uit drie delen:
1. Josje - Zondagskind - Gelukskind
2. Hilde, Jos' ogen
3. Jos' hart vindt het licht

Korte inhoud:
Eerste deel: Het gezin Bartels woont in Heiloo, Vader, Moeder en twee dochtertjes Greetje en Hilde. Op een nacht wordt Hilde door vader wakker gemaakt, omdat er een broertje is geboren. Wat is het gezin blij. Het kindje wordt gedoopt en ontvangt een doopkaars.
Na enige tijd blijkt echter dat Josje, zoals het broertje genoemd wordt, blind is. Dat geeft veel verdriet in het gezin, vooral Moeder kan dit moeilijk verwerken. De kleine Hilde is dol op haar broertje en helpt zoveel ze kan. Ze poetst de kinderwagen blinkend, en dan gaan ze op een dag voor het eerst naar buiten met Josje in de kinderwagen. Het wordt een heerlijke dag in het bos. Vader vertelt dat er voor blinde kinderen in Grave (bij Nijmegen) een school is, waar zij een hoop kunnen leren.
Als Josje 4 jaar is en met Hilde een wandeling maakt, ontmoeten ze een kwade man, die achter jongens aanzit die appels gestolen hebben. Het is de eenzame stakkerd de Munk, die later goede vrienden wordt met Josje. Hij komt nu vaak bij Josje thuis en wordt door de kinderen Oom Albert genoemd.
Als met Kerstmis Oom Jan en Tante Bets op visite zijn en Oom Jan viool speelt, vindt Josje dit zo prachtig, dat hij de muziek wil "zien". Hij wil ook spelen, en Oom voorspelt dat Josje later vast violist gaat worden.
Na de zomervakantie gaat Hilde naar de kweekschool, zij wil onderwijzeres worden. Josje wordt door Vader en Moeder naar Grave gebracht naar de Sint Henricusstichting, waar de fraters voortaan voor hem gaan zorgen. In zijn koffertje heeft hij een lang wit pakje mee, waarin zijn doopkaars zit.
Tweede deel: Hilde is nu 20 jaar, Greet 17 en Jos 13. Van Oom Albert krijgt Jos de viool van zijn overleden vrouw, die een beroemd violiste was. Oom Albert zal ook Jos' muziekstudie betalen. Hilde wordt verliefd op een jongen, die niet katholiek is. Vader verbiedt haar de omgang met die jongen, hij vindt hem slap en niet deugen, want, zo zegt hij:"Twee geloven op één kussen, daar zit de duivel tussen." Hilde heeft hier groot verdriet van, doch als zij hem later met een ander meisje in de bioscoop ziet, kan Hilde er weer om lachen.
Greet besluit later in het klooster te gaan en voor de missie te gaan werken
Oma overlijdt, haar doopkaars brandt op, daar is het gezin erg verdrietig over, doch als ook Oom Albert door een hartverlamming komt te overlijden, is Jos ontroostbaar. Hij wil geen muziek meer maken. Oom Albert laat Jos al zijn bezittingen na, waaronder een zomerhuisje in Hoog Soeren, "het Rozenhuisje".
In de zomervakantie gaat het gezin daar vakantie houden en Hilde ontmoet daar tijdens een wandeling een blinde jongen. Het is Hans Karelse, die met zijn Moeder in het zomerhuisje naast het gezin Bartels logeert. Hans speelt prachtig piano en is muziekleraar. Hij woont met zijn Moeder in Amsterdam.
Hans en Jos spelen veel samen en zo komt Jos over zijn verdriet van de dood van Oom Albert heen. Hilde en Hans worden verliefd op elkaar en omdat Hans katholiek is en Hilde en hij ècht van elkaar houden, heeft Vader hier geen bezwaar tegen.
Na de verloving vertrekt Jos naar Amsterdam om aldaar het conservatorium te gaan volgen. Hij zal bij Hans en zijn Moeder gaan inwonen. Hans hoort van de oogarts dat er een oogtransplantatie mogelijk is, waardoor hij weer zal kunnen zien. Hilda en Hans trouwen en enkele dagen na hun huwelijk zal Hans geopereerd worden.
Derde deel: Hilde en Hans krijgen een zoon: Peter. Hans is geopereerd en kan weer zien. Dit is niet aan Jos verteld, omdat Hilde niet weet of Jos dit aankan. Als Jos er een jaar later achterkomt dat Hilde Hans' geslaagde operatie voor hem verzwegen heeft, wil hij niets meer van Hilde en Hans weten. Hij neemt het Hilde kwalijk dat zij gezwegen heeft uit medelijden.
Als er een beroemd violist, vlak voor een concert, ziek wordt, mag Jos invallen. Hij speelt schitterend en krijgt een staande ovatie. Z'n hele familie is er bij aanwezig, doch na afloop wil hij weer niets van Hilde en Hans weten.
Vader wordt ziek, de dokter constateert maagkanker. Er komt nu als hulp een nieuw meisje in huis. Emmy de Wild, een beschermeling van de dokter. Tussen Emmy en Jos ontwikkelt zich een sterke vriendschap, die in liefde uitmondt.
Het laatste Sinterklaasfeest met vader zal gevierd worden en om met z'n allen bij elkaar te zijn, vraagt Emmy aan Jos om het weer bij te leggen met Hilde en Hans. Omdat Hilde haar tweede kindje verwacht, geeft Jos toe en reist naar Amsterdam, daar wordt alles weer goed. Hans en Jos besluiten nu om samen concerten te gaan geven. Hilde gaat, na de geboorte van haar tweeling, permanent in Hoog Soeren wonen met Hans' moeder.
Vader overlijdt en moeder gaat nu ook in Hoog Soeren wonen, zodat ze allemaal weer bij elkaar zullen zijn. Jos en Emmy trouwen en als Emmy een kindje verwacht, is Jos bang dat het kindje blind zal zijn. Gelukkig blijkt dit niet zo te zijn. Het kindje heeft "twee stralende ogen". Nu is Jos gelukkig, hij voelt zich een zondagskind en een gelukskind.

Fragment uit Josje - Zondagskind - Gelukskind:
Allen zuchten als het verhaal gedaan is. Oom speelt om de stemming nog even vast te houden enige prachtige variaties op het Middeleeuwse Kerstlied "Nu syt wellecome". Allen zijn stil.
"Nou eerst je thee Jan", roept moeder. Oom legt zijn viool op het kleine tafeltje naast de piano en drinkt bij de haard zijn thee op. Jos laat zich van oom Albert's schoot glijden en zoekt Hilde op. "Ik wil zien", fluistert hij zijn zusje in het oor. "Wat?" vraagt deze verwonderd.
"Die muziek", zegt Josje beslist. Ze aarzelt. Ze weet, oom is altijd uiterst voorzichtig met zijn viool. Zal zij Josje er naar toe brengen - als hij de viool eens laat vallen! "Toe, Hil, ik wil zien", dringt Josje aan.


Hilde staat op en geeft Josje 'n hand. Ze ziet oom Jan die druk met vader en oom Albert in gesprek is. "Kom", en ze brengt Josje bij het tafeltje. "Voorzichtig hoor en op tafel laten liggen", waarschuwt ze, terwijl ze de kleine handjes naar de viool brengt. Voorzichtig tasten de vingertjes langs het dofglanzende instrument. Als zijn vingertjes langs de snaren glijden en er een klein geluidje te horen is, komt er een blijde glans op zijn kindergezichtje en zijn mondje opent zich in verrukking.
Vader ziet bij dat geluid op en als hij Jos bezig ziet, wil hij naar het ventje toe. Maar oom houdt hem tegen: "Wacht, Fred, kijk die jongen van jou eens goed aan, hoe mooi is dat gezichtje, die jongen geniet, zo klein als hij is, dat verzeker ik je". "Ja, nu ziet vader het ook.
Nu kijken allen naar dat verrukte kindergezichtje van Jos, met de lichtloze ogen zo wijd open. Telkens als de vingers 'n nieuwe klank uit de snaren toveren trekt er nieuwe vreugde over.
"Die jongen", zegt oom, "als die later geen musicus wordt, heet ik geen Jan meer!"
"Ik geloof het ook", zegt vader geroerd, en gaat naar Josje toe. Zacht strijkt hij over zijn donkere krullenbol. "Mooi, Jos?" vraagt hij bewogen. "Jos ook spelen", vleit het kereltje. "Als je groot bent jongen, dan komt er voor jou ook een viool, wat het ook kosten mag!" belooft vader.